Dutch

Detailed Translations for lul from Dutch to French

lul:

lul [de ~ (m)] noun

  1. de lul (penis; roede; piemel; pik; lid)
    le zizi; le pénis; le membre viril; la bitte; le poteau; le con
  2. de lul (pineut; dupe; sigaar)
    le dindon de la farce; le pigeon
  3. de lul (schoft; klootzak; schobbejak; )
    le chien; le salopard; le salop; le con; la canaille; la crapule; le méchant; le salaud

Translation Matrix for lul:

NounRelated TranslationsOther Translations
bitte lid; lul; penis; piemel; pik; roede
canaille eikel; hond; klootzak; lul; schobbejak; schoelje; schoft; smeerlap achterbaks persoon; bocht; boef; boefjes; broeden; canaille; deugnieten; ellendeling; etter; etterbak; fielt; gajes; geboefte; gebroed; gemenerik; gepeupel; gespuis; geteisem; gladakkers; grauw; guiten; hoerenjong; hondsvot; klier; klootzak; kreng; kuttenkop; loeder; mispunt; naarling; picaro; plebs; pleurislijder; pleurislijer; ploert; rapaille; rotzak; schavuit; schavuiten; schelm; schobbejak; schoelje; schoft; schorriemorrie; schurk; slechte drank; smeerlap; smiecht; smiek; stinkerd; stuk ongeluk; tuig; uitschot; uitvaagsel
chien eikel; hond; klootzak; lul; schobbejak; schoelje; schoft; smeerlap hond; hondje
con eikel; hond; klootzak; lid; lul; penis; piemel; pik; roede; schobbejak; schoelje; schoft; smeerlap etter; etterbak; fielt; geitenbreier; hoerenjong; kaffer; klootzak; kut; kuttenkop; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; loeder; mispunt; naarling; nietsnut; oetlul; pleurislijder; pleurislijer; ploert; rotvent; rotzak; schoft; slampamper; slapkous; smeerlap; smiecht; snertvent; sodemieter; stinkerd
crapule eikel; hond; klootzak; lul; schobbejak; schoelje; schoft; smeerlap achterbaks persoon; boef; fielt; hoerenjong; klootzak; kreng; kuttenkop; loeder; mispunt; naarling; pleurislijder; pleurislijer; ploert; rotzak; schobbejak; schoelje; schoft; schurk; smeerlap; smiecht; smiek; stinkerd; vals wicht
dindon de la farce dupe; lul; pineut; sigaar
membre viril lid; lul; penis; piemel; pik; roede
méchant eikel; hond; klootzak; lul; schobbejak; schoelje; schoft; smeerlap stouterd
pigeon dupe; lul; pineut; sigaar benadeelde; duif; gedupeerde
poteau lid; lul; penis; piemel; pik; roede
pénis lid; lul; penis; piemel; pik; roede
salaud eikel; hond; klootzak; lul; schobbejak; schoelje; schoft; smeerlap fielt; kaffer; mispunt; naarling; rotvent; rotzak; schoelje; schoft; smeerlap; smiecht; smiek; snertvent; stinkerd; varken; vuilbek; zwijn
salop eikel; hond; klootzak; lul; schobbejak; schoelje; schoft; smeerlap
salopard eikel; hond; klootzak; lul; schobbejak; schoelje; schoft; smeerlap oetlul; sodemieter
zizi lid; lul; penis; piemel; pik; roede
ModifierRelated TranslationsOther Translations
con lullig
méchant achterbaks; banaal; bar slecht; bedriegelijk; donker; doortrapt; dubieus; duister; duivelachtig; duivels; erg boosaardig; gefingeerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; giftig; glibberig; gluiperig; grof; honds; kwaadaardig; kwaadwillig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; lomp; met slechte intentie; min; nagemaakt; obscuur; onecht; onedel; onguur; onwaar; pesterig; plat; platvloers; schunnig; serpentachtig; slecht; slinks; sluw; snood; stiekem; triviaal; uitgekookt; vals; venijnig; verdacht; vunzig

Related Words for "lul":


Wiktionary Translations for lul:

lul
noun
  1. médecine|fr personne affecter de crétinisme ou, par extension, de myxœdème congénital.
  2. Pénis
  3. anatomie|fr organe mâle de copulation et de miction chez les mammifères, certains oiseaux ou d’autres animaux.
  4. (argot) pénis, sexe masculin.

Cross Translation:
FromToVia
lul connard; trou du cul asshole — mean or rude person
lul pine; paf; bite; queue; vit; zob cock — slang for penis
lul teub; bite; bitte dick — colloquial: penis
lul connard; pédé dick — highly contemptible person
lul con; crétin; couille molle; enfoiré; connard douchebag — slang: jerk, idiot
lul bite; paf; pine; queue; vit; zob prick — (slang) a penis
lul petit con; emmerdeur; pédé; connard; andouille; enfoiré prick — an annoying person
lul bite; pine; zob; paf; vit; queue Pimmel — (umgangssprachlich): männliches Glied
lul bite; queue Schwanzumgangssprachlich, derb: Penis

lullen:

lullen verb (lul, lult, lulde, lulden, geluld)

  1. lullen (kletspraat verkopen; zwammen; zwetsen; zeveren)
    radoter; baragouiner; cancaner; jacasser; parler dans le vide; dire des bêtises; papoter; caqueter
    • radoter verb (radote, radotes, radotons, radotez, )
    • baragouiner verb (baragouine, baragouines, baragouinons, baragouinez, )
    • cancaner verb (cancane, cancanes, cancanons, cancanez, )
    • jacasser verb (jacasse, jacasses, jacassons, jacassez, )
    • papoter verb (papote, papotes, papotons, papotez, )
    • caqueter verb (caquette, caquettes, caquetons, caquetez, )

Conjugations for lullen:

o.t.t.
  1. lul
  2. lult
  3. lult
  4. lullen
  5. lullen
  6. lullen
o.v.t.
  1. lulde
  2. lulde
  3. lulde
  4. lulden
  5. lulden
  6. lulden
v.t.t.
  1. heb geluld
  2. hebt geluld
  3. heeft geluld
  4. hebben geluld
  5. hebben geluld
  6. hebben geluld
v.v.t.
  1. had geluld
  2. had geluld
  3. had geluld
  4. hadden geluld
  5. hadden geluld
  6. hadden geluld
o.t.t.t.
  1. zal lullen
  2. zult lullen
  3. zal lullen
  4. zullen lullen
  5. zullen lullen
  6. zullen lullen
o.v.t.t.
  1. zou lullen
  2. zou lullen
  3. zou lullen
  4. zouden lullen
  5. zouden lullen
  6. zouden lullen
diversen
  1. lul!
  2. lult!
  3. geluld
  4. lullend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

lullen [de ~] noun, plural

  1. de lullen
    le cons; le connards

Translation Matrix for lullen:

NounRelated TranslationsOther Translations
connards lullen
cons lullen dommeriken
VerbRelated TranslationsOther Translations
baragouiner kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen bazelen; brabbelen; krompraten; lallen; morren; murmeren; ontevreden mompelen; wauwelen
cancaner kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwaken; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen
caqueter kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; kwijlen; praten; snateren; spreken; wauwelen; zeveren; zwammen
dire des bêtises kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen
jacasser kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwaken; kwebbelen; kwekken; kwetteren; kwijlen; praten; snateren; spreken; wauwelen; zeveren; zwammen
papoter kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; kwijlen; praten; snateren; spreken; wauwelen; zeveren; zwammen
parler dans le vide kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen keuvelen; kwijlen; zeveren
radoter kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen kwijlen; zeveren

Related Words for "lullen":


Wiktionary Translations for lullen:

lullen
verb
  1. onzin uitkramen

External Machine Translations: