Summary


Dutch

Detailed Translations for nabouwen from Dutch to French

nabouwen:

nabouwen verb

  1. nabouwen (nazeggen; herhalen; napraten; echoën)
    répéter; redire; résonner; retentir; se faire l'echo de
    • répéter verb (répète, répètes, répétons, répétez, )
    • redire verb (redis, redit, redisons, redites, )
    • résonner verb (résonne, résonnes, résonnons, résonnez, )
    • retentir verb (retentis, retentit, retentissons, retentissez, )

Translation Matrix for nabouwen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
redire echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen hervatten; navertellen; opnieuw beginnen
retentir echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen echoën; galmen; hoorbaar zijn; klateren; kletteren; klingelen; luidkeels iets verkondigen; met krachtige stem zingen; rammelen; reflecteren; resoneren; rinkelen; schallen; schetteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; tetteren; tingelen; tinkelen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen
répéter echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen de draad weer oppakken; herhalen; hernemen; hervatten; navertellen; oefenen; opnieuw beginnen; repeteren; uitstellen
résonner echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen echoën; galmen; hoorbaar zijn; klank voortbrengen; kletteren; klinken; luiden; met krachtige stem zingen; naklinken; rammelen; reflecteren; resoneren; schallen; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen
se faire l'echo de echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen