Summary
Dutch to French: more detail...
-
obligaat:
- obligatoire; obligé; engagé; dû; lié; réglementaire; tenu
Dutch
Detailed Translations for obligaat from Dutch to French
obligaat:
-
obligaat (verplicht; obligatoir; vereist)
obligatoire; obligé; engagé; dû; lié; réglementaire; tenu-
obligatoire adj
-
obligé adj
-
engagé adj
-
dû adj
-
lié adj
-
réglementaire adj
-
tenu adj
-
Translation Matrix for obligaat:
Noun | Related Translations | Other Translations |
lié | aanknopen | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
lié | obligaat; obligatoir; vereist; verplicht | aaneengesloten; aangesloten; een eenheid vormend; eendrachtig; eensgezind; geboeid; gebonden; harmonieus; niet vrij; onvrij; saamhorig; samenhangend; vastgebonden; vastgemaakt; verbonden; verenigd |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
dû | obligaat; obligatoir; vereist; verplicht | verplicht zijn aan; verschuldigd |
engagé | obligaat; obligatoir; vereist; verplicht | gebonden; niet vrij; onvrij |
obligatoire | obligaat; obligatoir; vereist; verplicht | bindende; verplicht |
obligé | obligaat; obligatoir; vereist; verplicht | dankbaar; erkentelijk; gebonden; niet vrij |
réglementaire | obligaat; obligatoir; vereist; verplicht | reglementair; volgens het reglement |
tenu | obligaat; obligatoir; vereist; verplicht | gebonden; niet vrij |