Summary


Dutch

Detailed Translations for omzagen from Dutch to French

omzagen:

omzagen [znw.] noun

  1. omzagen (vellen)
    le sciage; l'abattage; l'arrachement

Translation Matrix for omzagen:

NounRelated TranslationsOther Translations
abattage omzagen; vellen afmaken; afslachten; afslachting; bloedbad; moordpartij; slacht; slachting; slachtpartij
arrachement omzagen; vellen afpakken; afrukken; kepen; losrukken
sciage omzagen; vellen

omzagen form of omzien:

omzien verb (zie om, ziet om, zag om, zagen om, omgezien)

  1. omzien (terugkijken; omkijken; achteruitkijken)

Conjugations for omzien:

o.t.t.
  1. zie om
  2. ziet om
  3. ziet om
  4. zien om
  5. zien om
  6. zien om
o.v.t.
  1. zag om
  2. zag om
  3. zag om
  4. zagen om
  5. zagen om
  6. zagen om
v.t.t.
  1. heb omgezien
  2. hebt omgezien
  3. heeft omgezien
  4. hebben omgezien
  5. hebben omgezien
  6. hebben omgezien
v.v.t.
  1. had omgezien
  2. had omgezien
  3. had omgezien
  4. hadden omgezien
  5. hadden omgezien
  6. hadden omgezien
o.t.t.t.
  1. zal omzien
  2. zult omzien
  3. zal omzien
  4. zullen omzien
  5. zullen omzien
  6. zullen omzien
o.v.t.t.
  1. zou omzien
  2. zou omzien
  3. zou omzien
  4. zouden omzien
  5. zouden omzien
  6. zouden omzien
diversen
  1. zie om!
  2. ziet om!
  3. omgezien
  4. omziend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omzien:

VerbRelated TranslationsOther Translations
regarder en arrière achteruitkijken; omkijken; omzien; terugkijken terugblikken
tourner la tête achteruitkijken; omkijken; omzien; terugkijken