Dutch
Detailed Translations for onderhandelen from Dutch to French
onderhandelen:
-
onderhandelen (marchanderen; afdingen; pingelen; sjacheren; afpingelen)
négocier; rabattre; servir de médiateur dans; marchander-
négocier verb (négocie, négocies, négocions, négociez, négocient, négociais, négociait, négociions, négociiez, négociaient, négociai, négocias, négocia, négociâmes, négociâtes, négocièrent, négocierai, négocieras, négociera, négocierons, négocierez, négocieront)
-
rabattre verb (rabats, rabat, rabattons, rabattez, rabattent, rabattais, rabattait, rabattions, rabattiez, rabattaient, rabattis, rabattit, rabattîmes, rabattîtes, rabattirent, rabattrai, rabattras, rabattra, rabattrons, rabattrez, rabattront)
-
marchander verb (marchande, marchandes, marchandons, marchandez, marchandent, marchandais, marchandait, marchandions, marchandiez, marchandaient, marchandai, marchandas, marchanda, marchandâmes, marchandâtes, marchandèrent, marchanderai, marchanderas, marchandera, marchanderons, marchanderez, marchanderont)
-
Conjugations for onderhandelen:
o.t.t.
- onderhandel
- onderhandelt
- onderhandelt
- onderhandelen
- onderhandelen
- onderhandelen
o.v.t.
- onderhandelde
- onderhandelde
- onderhandelde
- onderhandelden
- onderhandelden
- onderhandelden
v.t.t.
- heb onderhandeld
- hebt onderhandeld
- heeft onderhandeld
- hebben onderhandeld
- hebben onderhandeld
- hebben onderhandeld
v.v.t.
- had onderhandeld
- had onderhandeld
- had onderhandeld
- hadden onderhandeld
- hadden onderhandeld
- hadden onderhandeld
o.t.t.t.
- zal onderhandelen
- zult onderhandelen
- zal onderhandelen
- zullen onderhandelen
- zullen onderhandelen
- zullen onderhandelen
o.v.t.t.
- zou onderhandelen
- zou onderhandelen
- zou onderhandelen
- zouden onderhandelen
- zouden onderhandelen
- zouden onderhandelen
diversen
- onderhandel!
- onderhandelt!
- onderhandeld
- onderhandelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for onderhandelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
marchander | afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren | afdingen; beknibbelen; dingen; knibbelen; knijpen; schrapen |
négocier | afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren | bemiddelen; tussenkomen; verhandelen; verkopen |
rabattre | afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren | aan stukken slaan; inslaan; kapotgooien; kapotslaan; opvouwen; stukgooien; stukslaan; verbrijzelen; vouwen |
servir de médiateur dans | afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren | bemiddelen; tussenkomen |
Related Definitions for "onderhandelen":
Wiktionary Translations for onderhandelen:
onderhandelen
Cross Translation:
verb
-
Traductions à trier suivant le sens
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• onderhandelen | → négocier | ↔ negotiate — confer to reach an agreement (intransitive) |
• onderhandelen | → négocier | ↔ treat — to negotiate |
• onderhandelen | → négocier | ↔ verhandeln — mit jemandem über etwas sprechen, mit dem Ziel, zu Vereinbarungen zu kommen |