Dutch
Detailed Translations for oordelend from Dutch to French
oordelend:
oordelen:
-
oordelen (een oordeel wijzen; rechtspreken)
juger; rendre un verdict-
juger verb (juge, juges, jugeons, jugez, jugent, jugeais, jugeait, jugions, jugiez, jugeaient, jugeai, jugeas, jugea, jugeâmes, jugeâtes, jugèrent, jugerai, jugeras, jugera, jugerons, jugerez, jugeront)
-
rendre un verdict verb
-
Conjugations for oordelen:
o.t.t.
- oordeel
- oordeelt
- oordeelt
- oordelen
- oordelen
- oordelen
o.v.t.
- oordeelde
- oordeelde
- oordeelde
- oordeelden
- oordeelden
- oordeelden
v.t.t.
- heb geoordeeld
- hebt geoordeeld
- heeft geoordeeld
- hebben geoordeeld
- hebben geoordeeld
- hebben geoordeeld
v.v.t.
- had geoordeeld
- had geoordeeld
- had geoordeeld
- hadden geoordeeld
- hadden geoordeeld
- hadden geoordeeld
o.t.t.t.
- zal oordelen
- zult oordelen
- zal oordelen
- zullen oordelen
- zullen oordelen
- zullen oordelen
o.v.t.t.
- zou oordelen
- zou oordelen
- zou oordelen
- zouden oordelen
- zouden oordelen
- zouden oordelen
en verder
- is geoordeeld
- zijn geoordeeld
diversen
- oordeel!
- oordeelt!
- geoordeeld
- oordelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for oordelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
juger | een oordeel wijzen; oordelen; rechtspreken | berechten; veroordelen; vervolgen; vonnissen |
rendre un verdict | een oordeel wijzen; oordelen; rechtspreken |
Related Words for "oordelen":
External Machine Translations: