Dutch
Detailed Translations for opereren from Dutch to French
opereren:
-
opereren (te werk gaan; werken; manipuleren; procederen; optreden; handelen; leven)
opérer; procéder; faire marcher; mettre en marche; agir; manipuler; faire un procès à; s'occuper de; s'y prendre-
opérer verb (opère, opères, opérons, opérez, opèrent, opérais, opérait, opérions, opériez, opéraient, opérai, opéras, opéra, opérâmes, opérâtes, opérèrent, opérerai, opéreras, opérera, opérerons, opérerez, opéreront)
-
procéder verb (procède, procèdes, procédons, procédez, procèdent, procédais, procédait, procédions, procédiez, procédaient, procédai, procédas, procéda, procédâmes, procédâtes, procédèrent, procéderai, procéderas, procédera, procéderons, procéderez, procéderont)
-
faire marcher verb
-
mettre en marche verb
-
agir verb (agis, agit, agissons, agissez, agissent, agissais, agissait, agissions, agissiez, agissaient, agîmes, agîtes, agirent, agirai, agiras, agira, agirons, agirez, agiront)
-
manipuler verb (manipule, manipules, manipulons, manipulez, manipulent, manipulais, manipulait, manipulions, manipuliez, manipulaient, manipulai, manipulas, manipula, manipulâmes, manipulâtes, manipulèrent, manipulerai, manipuleras, manipulera, manipulerons, manipulerez, manipuleront)
-
faire un procès à verb
-
s'occuper de verb
-
s'y prendre verb
-
Conjugations for opereren:
o.t.t.
- opereer
- opereert
- opereert
- opereren
- opereren
- opereren
o.v.t.
- opereerde
- opereerde
- opereerde
- opereerden
- opereerden
- opereerden
v.t.t.
- heb geopereerd
- hebt geopereerd
- heeft geopereerd
- hebben geopereerd
- hebben geopereerd
- hebben geopereerd
v.v.t.
- had geopereerd
- had geopereerd
- had geopereerd
- hadden geopereerd
- hadden geopereerd
- hadden geopereerd
o.t.t.t.
- zal opereren
- zult opereren
- zal opereren
- zullen opereren
- zullen opereren
- zullen opereren
o.v.t.t.
- zou opereren
- zou opereren
- zou opereren
- zouden opereren
- zouden opereren
- zouden opereren
en verder
- ben geopereerd
- bent geopereerd
- is geopereerd
- zijn geopereerd
- zijn geopereerd
- zijn geopereerd
diversen
- opereer!
- opereert!
- geopereerd
- opererend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze