Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. presteren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for presteer from Dutch to French

presteren:

presteren verb (presteer, presteert, presteerde, presteerden, gepresteerd)

  1. presteren (een prestatie leveren)
    produire; faire un effort
    • produire verb (produis, produit, produisons, produisez, )

Conjugations for presteren:

o.t.t.
  1. presteer
  2. presteert
  3. presteert
  4. presteren
  5. presteren
  6. presteren
o.v.t.
  1. presteerde
  2. presteerde
  3. presteerde
  4. presteerden
  5. presteerden
  6. presteerden
v.t.t.
  1. heb gepresteerd
  2. hebt gepresteerd
  3. heeft gepresteerd
  4. hebben gepresteerd
  5. hebben gepresteerd
  6. hebben gepresteerd
v.v.t.
  1. had gepresteerd
  2. had gepresteerd
  3. had gepresteerd
  4. hadden gepresteerd
  5. hadden gepresteerd
  6. hadden gepresteerd
o.t.t.t.
  1. zal presteren
  2. zult presteren
  3. zal presteren
  4. zullen presteren
  5. zullen presteren
  6. zullen presteren
o.v.t.t.
  1. zou presteren
  2. zou presteren
  3. zou presteren
  4. zouden presteren
  5. zouden presteren
  6. zouden presteren
diversen
  1. presteer!
  2. presteert!
  3. gepresteerd
  4. presterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for presteren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
faire un effort een prestatie leveren; presteren
produire een prestatie leveren; presteren aankweken; aanplanten; baren; bevallen; fabriceren; fokken; genereren; kweken; maken; opbrengen; ophoesten; opkweken; opleveren; planten; procreëren; produceren; telen; ter wereld brengen; verbouwen; vervaardigen; verwekken; voor de dag komen met; voortbrengen

Wiktionary Translations for presteren:

presteren
verb
  1. een overtuigende sociale bijdrage leveren