Dutch
Detailed Translations for samenliep from Dutch to French
samenlopen:
-
samenlopen (samenvallen)
concourir; concorder; interférer; synchroniser-
concourir verb (concours, concourt, concourons, concourez, concourent, concourais, concourait, concourions, concouriez, concouraient, concourus, concourut, concourûmes, concourûtes, concoururent, concourrai, concourras, concourra, concourrons, concourrez, concourront)
-
concorder verb (concorde, concordes, concordons, concordez, concordent, concordais, concordait, concordions, concordiez, concordaient, concordai, concordas, concorda, concordâmes, concordâtes, concordèrent, concorderai, concorderas, concordera, concorderons, concorderez, concorderont)
-
interférer verb (interfère, interfères, interférons, interférez, interfèrent, interférais, interférait, interférions, interfériez, interféraient, interférai, interféras, interféra, interférâmes, interférâtes, interférèrent, interférerai, interféreras, interférera, interférerons, interférerez, interféreront)
-
synchroniser verb (synchronise, synchronises, synchronisons, synchronisez, synchronisent, synchronisais, synchronisait, synchronisions, synchronisiez, synchronisaient, synchronisai, synchronisas, synchronisa, synchronisâmes, synchronisâtes, synchronisèrent, synchroniserai, synchroniseras, synchronisera, synchroniserons, synchroniserez, synchroniseront)
-
Conjugations for samenlopen:
o.t.t.
- loop samen
- loopt samen
- loopt samen
- lopen samen
- lopen samen
- lopen samen
o.v.t.
- liep samen
- liep samen
- liep samen
- liepen samen
- liepen samen
- liepen samen
v.t.t.
- ben samengelopen
- bent samengelopen
- is samengelopen
- zijn samengelopen
- zijn samengelopen
- zijn samengelopen
v.v.t.
- was samengelopen
- was samengelopen
- was samengelopen
- waren samengelopen
- waren samengelopen
- waren samengelopen
o.t.t.t.
- zal samenlopen
- zult samenlopen
- zal samenlopen
- zullen samenlopen
- zullen samenlopen
- zullen samenlopen
o.v.t.t.
- zou samenlopen
- zou samenlopen
- zou samenlopen
- zouden samenlopen
- zouden samenlopen
- zouden samenlopen
diversen
- loop samen!
- loopt samen!
- samengelopen
- samenlopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
samenlopen
la coïncidence
Translation Matrix for samenlopen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
coïncidence | samenlopen | samenvallen; toeval; toevalligheid |
Verb | Related Translations | Other Translations |
concorder | samenlopen; samenvallen | congruent zijn; corresponderen; een fusie aangaan; evenaren; fuseren; kloppen; kloppen met; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen; overeenstemmen met; samengaan; stroken; stroken met |
concourir | samenlopen; samenvallen | |
interférer | samenlopen; samenvallen | bemoeien; inmengen; mengen |
synchroniser | samenlopen; samenvallen | afstellen; afstemmen; gelijkschakelen; gelijkzetten; synchroniseren |