Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. schreien:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for schreien from Dutch to French

schreien:

schreien verb (schrei, schreit, schreide, schreiden, geschreid)

  1. schreien (huilen)
    pleurer; verser des larmes; gémir; geindre; larmoyer; chialer; pleurnicher; piailler; glapir; pleurer misère
    • pleurer verb (pleure, pleures, pleurons, pleurez, )
    • gémir verb (gémis, gémit, gémissons, gémissez, )
    • geindre verb (geins, geint, geignons, geignez, )
    • larmoyer verb (larmoie, larmoies, larmoyons, larmoyez, )
    • chialer verb (chiale, chiales, chialons, chialez, )
    • pleurnicher verb (pleurniche, pleurniches, pleurnichons, pleurnichez, )
    • piailler verb (piaille, piailles, piaillons, piaillez, )
    • glapir verb (glapis, glapit, glapissons, glapissez, )

Conjugations for schreien:

o.t.t.
  1. schrei
  2. schreit
  3. schreit
  4. schreien
  5. schreien
  6. schreien
o.v.t.
  1. schreide
  2. schreide
  3. schreide
  4. schreiden
  5. schreiden
  6. schreiden
v.t.t.
  1. heb geschreid
  2. hebt geschreid
  3. heeft geschreid
  4. hebben geschreid
  5. hebben geschreid
  6. hebben geschreid
v.v.t.
  1. had geschreid
  2. had geschreid
  3. had geschreid
  4. hadden geschreid
  5. hadden geschreid
  6. hadden geschreid
o.t.t.t.
  1. zal schreien
  2. zult schreien
  3. zal schreien
  4. zullen schreien
  5. zullen schreien
  6. zullen schreien
o.v.t.t.
  1. zou schreien
  2. zou schreien
  3. zou schreien
  4. zouden schreien
  5. zouden schreien
  6. zouden schreien
en verder
  1. ben geschreid
  2. bent geschreid
  3. is geschreid
  4. zijn geschreid
  5. zijn geschreid
  6. zijn geschreid
diversen
  1. schrei!
  2. schreit!
  3. geschreid
  4. schreiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for schreien:

VerbRelated TranslationsOther Translations
chialer huilen; schreien brullen; emmeren; huilen; janken; krijsen
geindre huilen; schreien brullen; dreinen; drenzen; dwingend huilen; emmeren; etteren; griepen; huilen; janken; jengelen; kermen; klieren; kreunen; krijsen; steunen; uitgieren; zeiken
glapir huilen; schreien blaffen; brullen; gillen; huilen; janken; keffen; krijsen; uitgieren; uitgillen; uitkrijsen
gémir huilen; schreien emmeren; huilen; jammeren; janken; jeremiëren; kermen; klagen; kreunen; misnoegen uiten; over iets mopperen; steunen; verzuchten; weeklagen; wenen; zucht slaken; zuchten
larmoyer huilen; schreien emmeren; grienen; huilen; janken; snikken; snotteren; tranen; tranen afscheiden; wenen
piailler huilen; schreien brullen; emmeren; gillen; janken
pleurer huilen; schreien bedroefd zijn; bewenen; brullen; huilen; janken; krijsen; snikken; tranen; tranen afscheiden; treuren; verdriet hebben; wenen
pleurer misère huilen; schreien
pleurnicher huilen; schreien brullen; dreinen; drenzen; dwingend huilen; emmeren; grienen; huilen; janken; jengelen; krijsen; sniffelen; snikken; snotteren; tranen; tranen afscheiden; wenen
verser des larmes huilen; schreien

Wiktionary Translations for schreien:


Cross Translation:
FromToVia
schreien pleurer cry — intransitive: to weep
schreien pleurer weep — to cry, shed tears