Dutch
Detailed Translations for shamponeer from Dutch to French
shamponeren:
-
shamponeren (met shampoo wassen; shampooën)
shampouiner-
shampouiner verb (shampouine, shampouines, shampouinons, shampouinez, shampouinent, shampouinais, shampouinait, shampouinions, shampouiniez, shampouinaient, shampouinai, shampouinas, shampouina, shampouinâmes, shampouinâtes, shampouinèrent, shampouinerai, shampouineras, shampouinera, shampouinerons, shampouinerez, shampouineront)
-
Conjugations for shamponeren:
o.t.t.
- shamponeer
- shamponeert
- shamponeert
- shamponeren
- shamponeren
- shamponeren
o.v.t.
- shamponeerde
- shamponeerde
- shamponeerde
- shamponeerden
- shamponeerden
- shamponeerden
v.t.t.
- heb geshamponeerd
- hebt geshamponeerd
- heeft geshamponeerd
- hebben geshamponeerd
- hebben geshamponeerd
- hebben geshamponeerd
v.v.t.
- had geshamponeerd
- had geshamponeerd
- had geshamponeerd
- hadden geshamponeerd
- hadden geshamponeerd
- hadden geshamponeerd
o.t.t.t.
- zal shamponeren
- zult shamponeren
- zal shamponeren
- zullen shamponeren
- zullen shamponeren
- zullen shamponeren
o.v.t.t.
- zou shamponeren
- zou shamponeren
- zou shamponeren
- zouden shamponeren
- zouden shamponeren
- zouden shamponeren
en verder
- ben geshamponeerd
- bent geshamponeerd
- is geshamponeerd
- zijn geshamponeerd
- zijn geshamponeerd
- zijn geshamponeerd
diversen
- shamponeer!
- shamponeert!
- geshamponeerd
- shamponerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for shamponeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
shampouiner | met shampoo wassen; shamponeren; shampooën |
Wiktionary Translations for shamponeren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• shamponeren | → shampouiner | ↔ shampoo — to wash hair with shampoo |