Summary
Dutch to French: more detail...
- sluipen:
-
Wiktionary:
- sluipen → se glisser
- sluipen → faucher, piquer, resquiller
Dutch
Detailed Translations for sluipen from Dutch to French
sluipen:
-
sluipen (kruipen)
se glisser; marcher à pas de loup; se couler; se faufiler-
se glisser verb
-
se couler verb
-
se faufiler verb
-
Conjugations for sluipen:
o.t.t.
- sluip
- sluipt
- sluipt
- sluipen
- sluipen
- sluipen
o.v.t.
- sloop
- sloop
- sloop
- slopen
- slopen
- slopen
v.t.t.
- heb geslopen
- hebt geslopen
- heeft geslopen
- hebben geslopen
- hebben geslopen
- hebben geslopen
v.v.t.
- had geslopen
- had geslopen
- had geslopen
- hadden geslopen
- hadden geslopen
- hadden geslopen
o.t.t.t.
- zal sluipen
- zult sluipen
- zal sluipen
- zullen sluipen
- zullen sluipen
- zullen sluipen
o.v.t.t.
- zou sluipen
- zou sluipen
- zou sluipen
- zouden sluipen
- zouden sluipen
- zouden sluipen
en verder
- ben geslopen
- bent geslopen
- is geslopen
- zijn geslopen
- zijn geslopen
- zijn geslopen
diversen
- sluip!
- sluipt!
- geslopen
- sluipend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for sluipen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
marcher à pas de loup | kruipen; sluipen | |
se couler | kruipen; sluipen | |
se faufiler | kruipen; sluipen | |
se glisser | kruipen; sluipen |
Wiktionary Translations for sluipen:
sluipen
Cross Translation:
verb
-
zeer voorzichtig lopen, op zo'n manier dat ontdekking vermeden kan worden
- sluipen → se glisser
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• sluipen | → faucher; piquer; resquiller | ↔ sneak — to creep |