Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. toeschouwer:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for toeschouwer from Dutch to French

toeschouwer:

toeschouwer [de ~ (m)] noun

  1. de toeschouwer (omstander; getuige)
    le spectateur; le témoin; l'assistant
  2. de toeschouwer (toekijker)
    le spectateur; l'observateur

Translation Matrix for toeschouwer:

NounRelated TranslationsOther Translations
assistant getuige; omstander; toeschouwer arbeider; arbeidskracht; assistent; handlanger; helper; hulp; hulpleraar; hulponderwijzer; klerk; medewerker; personeelslid; secondant; tijdelijke leerkracht; trawant; werkkracht; werknemer
observateur deel van publiek; toekijker; toeschouwer gecommitteerde; gemachtigde; gevolmachtigde; observator; waarnemer
spectateur deel van publiek; getuige; omstander; toekijker; toeschouwer
témoin getuige; omstander; toeschouwer estafettestokje; getuige; getuige voor de rechtbank; verklikker; verklikkerlichtje

Related Words for "toeschouwer":

  • toeschouwers

Related Definitions for "toeschouwer":

  1. wie naar iets kijkt of het ziet gebeuren1
    • de toeschouwers applaudisseerden voor de clown1

Wiktionary Translations for toeschouwer:

toeschouwer
noun
  1. iemand die naar iets kijkt
toeschouwer
noun
  1. Qui est témoin oculaire (sens général)

Cross Translation:
FromToVia
toeschouwer badaud; badaude; spectatrice; spectateur onlooker — a spectator
toeschouwer spectateur; spectatrice spectator — observer