Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. troeven:
  2. troef:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for troeven:
    • atouts


Dutch

Detailed Translations for troeven from Dutch to French

troeven:

troeven [de ~] noun, plural

  1. de troeven (troefkaart; troef)

troeven verb (troef, troeft, troefte, troeften, getroeft)

  1. troeven
    couper; jouer un atout
    • couper verb (coupe, coupes, coupons, coupez, )

Conjugations for troeven:

o.t.t.
  1. troef
  2. troeft
  3. troeft
  4. troeven
  5. troeven
  6. troeven
o.v.t.
  1. troefte
  2. troefte
  3. troefte
  4. troeften
  5. troeften
  6. troeften
v.t.t.
  1. heb getroeft
  2. hebt getroeft
  3. heeft getroeft
  4. hebben getroeft
  5. hebben getroeft
  6. hebben getroeft
v.v.t.
  1. had getroeft
  2. had getroeft
  3. had getroeft
  4. hadden getroeft
  5. hadden getroeft
  6. hadden getroeft
o.t.t.t.
  1. zal troeven
  2. zult troeven
  3. zal troeven
  4. zullen troeven
  5. zullen troeven
  6. zullen troeven
o.v.t.t.
  1. zou troeven
  2. zou troeven
  3. zou troeven
  4. zouden troeven
  5. zouden troeven
  6. zouden troeven
en verder
  1. ben getroeft
  2. bent getroeft
  3. is getroeft
  4. zijn getroeft
  5. zijn getroeft
  6. zijn getroeft
diversen
  1. troef!
  2. troeft!
  3. getroeft
  4. troevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for troeven:

NounRelated TranslationsOther Translations
atout troef; troefkaart; troeven
atout dans un jeu de cartes troef; troefkaart; troeven
retourne troef; troefkaart; troeven
VerbRelated TranslationsOther Translations
couper troeven aanlengen; afbreken; afhakken; afhouwen; afkappen; afknippen; afsluiten; afsnijden; aftroeven; afzetten; besnoeien; beëindigen; breken; coifferen; couperen; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; een einde maken aan; eindigen; hakken; in stukken hakken; in tweeën houwen; kappen; kerven; klieven; kloven; knippen; kort knippen; kort maken; korten; losrukken; losscheuren; lossnijden; lostrekken; neerhalen; omverhalen; op maat snijden; opensnijden; ophouden; overtroeven; scheiden; slopen; snijden; snijwerk maken; snoeien; splitsen; stoppen; toesnijden; trimmen; uit elkaar halen; uitdoen; uitdunnen; uiteenhalen; uitmaken; uitschakelen; uitzetten; verdunnen; versnijden; verwateren; wegkappen; wegknippen; wegsnijden; wegsnoeien
jouer un atout troeven

Related Words for "troeven":


troeven form of troef:

troef [de ~] noun

  1. de troef (troefkaart; troeven)

Translation Matrix for troef:

NounRelated TranslationsOther Translations
atout troef; troefkaart; troeven
atout dans un jeu de cartes troef; troefkaart; troeven
retourne troef; troefkaart; troeven

Related Words for "troef":


Wiktionary Translations for troef:

troef
noun
  1. Carte de la même couleur que celle qui retourne, ou qui, suivant une convention, l’emporte sur les autres.

Cross Translation:
FromToVia
troef atout TrumpfKartenspiel:
troef atout trump — suit that outranks all others
troef atout; carte maîtresse trump — playing card of that suit
troef atout trump — something that gives one an advantage