Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. uitgegroeid:
  2. uitgroeien:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitgegroeid from Dutch to French

uitgegroeid:

uitgegroeid adj

  1. uitgegroeid (volwassen; volgroeid)

Translation Matrix for uitgegroeid:

NounRelated TranslationsOther Translations
adulte volwassene
ModifierRelated TranslationsOther Translations
adulte uitgegroeid; volgroeid; volwassen
formé uitgegroeid; volgroeid; volwassen geleerd; geschoold; gevormd; onderwezen
mature uitgegroeid; volgroeid; volwassen geslachtsrijp
mûr uitgegroeid; volgroeid; volwassen rijp; voldragen

uitgroeien:

uitgroeien verb (groei uit, groeit uit, groeide uit, groeiden uit, uitgegroeid)

  1. uitgroeien

Conjugations for uitgroeien:

o.t.t.
  1. groei uit
  2. groeit uit
  3. groeit uit
  4. groeien uit
  5. groeien uit
  6. groeien uit
o.v.t.
  1. groeide uit
  2. groeide uit
  3. groeide uit
  4. groeiden uit
  5. groeiden uit
  6. groeiden uit
v.t.t.
  1. ben uitgegroeid
  2. bent uitgegroeid
  3. is uitgegroeid
  4. zijn uitgegroeid
  5. zijn uitgegroeid
  6. zijn uitgegroeid
v.v.t.
  1. was uitgegroeid
  2. was uitgegroeid
  3. was uitgegroeid
  4. waren uitgegroeid
  5. waren uitgegroeid
  6. waren uitgegroeid
o.t.t.t.
  1. zal uitgroeien
  2. zult uitgroeien
  3. zal uitgroeien
  4. zullen uitgroeien
  5. zullen uitgroeien
  6. zullen uitgroeien
o.v.t.t.
  1. zou uitgroeien
  2. zou uitgroeien
  3. zou uitgroeien
  4. zouden uitgroeien
  5. zouden uitgroeien
  6. zouden uitgroeien
diversen
  1. groei uit!
  2. groeit uit!
  3. uitgegroeid
  4. uitgroeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitgroeien:

VerbRelated TranslationsOther Translations
se développer uitgroeien

Wiktionary Translations for uitgroeien:


Cross Translation:
FromToVia
uitgroeien se développer develop — to progress through stages