Dutch
Detailed Translations for verkropt from Dutch to French
verkropt:
-
verkropt (verbeten; onderdrukt; opgekropt)
opprimé; ulcéré; enragé; réprimé; virulent; haineux; âpre; rancunier; âcre; vindicatif; irrité; âprement; furieusement; fâché contre; irrité contre-
opprimé adj
-
ulcéré adj
-
enragé adj
-
réprimé adj
-
virulent adj
-
haineux adj
-
âpre adj
-
rancunier adj
-
âcre adj
-
vindicatif adj
-
irrité adj
-
âprement adj
-
furieusement adj
-
fâché contre adj
-
irrité contre adj
-
Translation Matrix for verkropt:
verkropt form of verkroppen:
-
verkroppen (verbijten)
avaler; digérer-
avaler verb (avale, avales, avalons, avalez, avalent, avalais, avalait, avalions, avaliez, avalaient, avalai, avalas, avala, avalâmes, avalâtes, avalèrent, avalerai, avaleras, avalera, avalerons, avalerez, avaleront)
-
digérer verb (digère, digères, digérons, digérez, digèrent, digérais, digérait, digérions, digériez, digéraient, digérai, digéras, digéra, digérâmes, digérâtes, digérèrent, digérerai, digéreras, digérera, digérerons, digérerez, digéreront)
-
Conjugations for verkroppen:
o.t.t.
- verkrop
- verkropt
- verkropt
- verkroppen
- verkroppen
- verkroppen
o.v.t.
- verkropte
- verkropte
- verkropte
- verkropten
- verkropten
- verkropten
v.t.t.
- heb verkropt
- hebt verkropt
- heeft verkropt
- hebben verkropt
- hebben verkropt
- hebben verkropt
v.v.t.
- had verkropt
- had verkropt
- had verkropt
- hadden verkropt
- hadden verkropt
- hadden verkropt
o.t.t.t.
- zal verkroppen
- zult verkroppen
- zal verkroppen
- zullen verkroppen
- zullen verkroppen
- zullen verkroppen
o.v.t.t.
- zou verkroppen
- zou verkroppen
- zou verkroppen
- zouden verkroppen
- zouden verkroppen
- zouden verkroppen
diversen
- verkrop!
- verkropt!
- verkropt
- verkroppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verkroppen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
avaler | verbijten; verkroppen | absorberen; borrelen; doorslikken; drinken; inmaken; inpekelen; inslikken; inzouten; nuttigen; ophebben; opnemen; oppeuzelen; opvreten; opzouten; slikken; verschalken; verslinden; verzwelgen; wegslikken; welgevallen; zuipen |
digérer | verbijten; verkroppen | doorjagen; opmaken; opvreten; uitgeven voor een maaltijd; verbruiken; verorberen; verslinden; verteren |