Noun | Related Translations | Other Translations |
aigreur
|
vete; vijandschap
|
bitsheid; bitsigheid; bitterheid; guurheid; haatdragendheid; kattigheid; rancune; snibbigheid; verbittering; vinnigheid; wrangheid; wrok; zurigheid; zuurte
|
animosité
|
vete; vijandschap
|
animositeit; vijandelijkheid; vijandigheid; vijandschap
|
discorde
|
conflict; disharmonie; onenigheid; scheuring; schisma; tweedracht; tweespalt; tweestrijd; twist; verdeeldheid; vete
|
botsing; conflict; debat; disharmonie; dispuut; doolhof; geschil; gespletenheid; gevecht; kamp; labyrint; meningsverschil; misnoegen; onaangenaamheid; onbehaaglijkheid; onbehagen; onenigheid; ongenoegen; onmin; ontevredenheid; onvrede; redestrijd; redetwist; ruzie; strijd; tweedracht; tweespalt; twist; twistgesprek; verdeeldheid; warboel; warnet; woordenstrijd; woordenwisseling; worsteling
|
division
|
conflict; disharmonie; onenigheid; scheuring; schisma; tweedracht; tweespalt; tweestrijd; twist; verdeeldheid; vete
|
afdeling; bestuursregio; departement; detachement; divisie; gespletenheid; maken van onderscheid; onderscheiding; opdeling; sectie; tak; tweedracht; tweespalt; vakgroep; verdeeldheid; verdeling
|
dépit
|
vete; vijandschap
|
|
désunion
|
conflict; disharmonie; onenigheid; scheuring; schisma; tweedracht; tweespalt; tweestrijd; twist; verdeeldheid; vete
|
|
haine
|
vete; vijandschap
|
afkeer; animositeit; haat; hatelijke opmerking; hatelijkheid; sarcasme; stekeligheid; vijandelijkheid; vijandigheid; vijandschap
|
hostilité
|
vete; vijandschap
|
animositeit; vijandelijkheid; vijandigheid; vijandschap
|
inimitié
|
vete; vijandschap
|
|
rancune
|
vete; vijandschap
|
animositeit; haatdragendheid; rancune; verbittering; vijandschap; wraakgevoel; wraaklust; wraakzucht; wrok
|
ressentiment
|
vete; vijandschap
|
afgunst; haatdragendheid; jaloezie; kif; kinnesinne; rancune; ressentiment; wraaklust; wraakzucht
|
zizanie
|
conflict; disharmonie; onenigheid; scheuring; schisma; tweedracht; tweespalt; tweestrijd; twist; verdeeldheid; vete
|
gespletenheid; tweedracht; tweespalt; verdeeldheid
|