Noun | Related Translations | Other Translations |
affaires
|
dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken
|
aangelegenheden; affaires; bezigheden; bezigheid; bezittingen; commercie; eigendommen; gepeins; gepieker; geprakkizeer; handel; zaken
|
articles
|
artikelen; goederen; handelswaar; koopwaar; voorwerpen; waar; waren
|
koopmansgoederen; lidwoorden
|
biens
|
dingen; goederen; goedje; handelswaar; koopwaar; spullen; waar; waren; zaakjes; zaken
|
bezit; bezitting; bezittingen; boedel; eigendom; eigendommen; geldelijk vermogen; goederen; handelsgoederen; handelswaar; have; huisraad; inboedel; koopwaar; verbruiksgoederen; vermogen
|
choses
|
dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken
|
goed; wasgoed
|
franc
|
|
franc; frank
|
juste
|
|
eerlijke; rechtschapene; rechtvaardige
|
marchandise
|
artikelen; goederen; handel; handelswaar; klandizie; koophandel; koopwaar; nering; voorwerpen; waar; waren
|
basisproduct; commercie; goederen; handel; handelsartikel; handelsgoederen; handelsproduct; handelsverkeer; handelswaar; koophandel; koopwaar; negotie; product
|
marchandises
|
goederen; handelswaar; koopwaar; waar; waren
|
goederen; handelsgoederen; handelswaar; koopmansgoederen; koopwaar; verbruiksgoederen
|
trucs
|
dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken
|
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
-
|
echt; heus; natuurlijk; werkelijk
|
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
corect
|
juist; kloppend; precies; uitgerekend; waar
|
|
effectivement
|
echt; effectief; heus; metterdaad; reëel; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
|
'tuurlijk; absoluut; allicht; beslist; bijgevolg; daadwerkelijk; dus; echt; heus; inderdaad; jawel; jazeker; logisch; metterdaad; natuurlijk; onontkomelijk; ronduit; stellig; uiteraard; vanzelfsprekend; voorwaar; waarlijk; werkelijk; zeker; zonder twijfel
|
en effet
|
echt; effectief; heus; metterdaad; reëel; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
|
'tuurlijk; allicht; bijgevolg; daadwerkelijk; dus; inderdaad; jawel; jazeker; logisch; metterdaad; namelijk; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; voorwaar; zeker; zonder twijfel
|
en réalité
|
echt; effectief; heus; metterdaad; reëel; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
|
daadwerkelijk; feitelijk; in de praktijk; in feite; in werkelijkheid; werkelijk
|
en vérité
|
echt; effectief; heus; metterdaad; reëel; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
|
beslist; daadwerkelijk; echt; feitelijk; geheid; gewis; heus; in feite; in werkelijkheid; reëel; stellig; vast en zeker; voorwaar; voorzeker; waarachtig; waarlijk; wel degelijk; welzeker; werkelijk; zeker
|
exact
|
juist; kloppend; precies; uitgerekend; waar
|
accuraat; bindend; conscientieus; correct; dwingend; exact; gedetailleerd; goed; haarfijn; juist; klemmend; krek; met klem; met nadruk; minutieus; nadrukkelijk; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; precies; ragfijn; secuur; stipt; streng; strikt; stringent; uitdrukkelijk; voorzichtig; zorgvuldig
|
franc
|
waar; waarachtig; werkelijk
|
benaderbaar; brutaal; cru; decent; echt; eerbaar; eerlijk; fair; fatsoenlijk; fideel; frank; genaakbaar; manierlijk; menens; met open vizier; netjes; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; onbevangen; onbewimpeld; ongeveinsd; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openhartig; openlijk; oprecht; rechtdoorzee; rechtschapen; rechttoe; rechttoe rechtaan; rondborstig; ronduit; ruiterlijk; stoutmoedig; toegankelijk; trouwhartig; volmondig; vrij; vrijelijk; vrijmoedig; vrijpostig; vrijuit; welvoeglijk
|
franchement
|
waar; waarachtig; werkelijk
|
brutaal; cru; decent; eerbaar; eerlijk; fair; fatsoenlijk; fideel; gewoonweg; gulweg; klinkklaar; manierlijk; met open vizier; netjes; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; onbewimpeld; ongeveinsd; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openhartig; openlijk; oprecht; puur; rechtschapen; rechttoe rechtaan; regelrecht; rondborstig; ronduit; ruiterlijk; stoutmoedig; trouwhartig; volmondig; vrij; vrijelijk; vrijmoedig; vrijpostig; vrijuit; welvoeglijk
|
juste
|
juist; kloppend; precies; uitgerekend; waar
|
aannemelijk; beslist; braaf; chagrijnig; correct; daarnet; degelijk; eerlijk; eng; fair; feitelijk; geconcentreerd; gefundeerd; gegrond; geheid; geldig; gewis; goed; grondig; heus; ingespannen; integer; juist; knorrig; korzelig; krap; krek; logisch; met weinig ruimte; nauw; nauwsluitend; net; nog maar; nors; nurks; onbesproken; onkreukbaar; op goede gronden steunend; pas; precies; rakelings; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; reëel; solide; steekhoudend; stellig; strak; ternauwernood; valabel; valide; van sterk gehalte; vast; vast en zeker; verdiept; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker; zojuist; zonet; zorgvuldig
|
justement
|
juist; kloppend; precies; uitgerekend; waar
|
juist; krek; net; precies; terecht
|
où
|
waar
|
echt; eerlijk; menens; oprecht; ronduit; sedert; sinds; vanaf het moment dat; waarbij; waarheen; waarin
|
réelle
|
waar; waarachtig; werkelijk
|
eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
|
réellement
|
echt; effectief; heus; metterdaad; reëel; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
|
absoluut; beslist; daadwerkelijk; echt; eerlijk; feitelijk; fideel; geheid; gewis; heus; in feite; in werkelijkheid; openhartig; oprecht; reëel; rondborstig; ronduit; stellig; trouwhartig; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; wel degelijk; welzeker; werkelijk; zeker
|
sincère
|
waar; waarachtig; werkelijk
|
bedoeld; decent; diep; echt; eerbaar; eerlijk; ernstig; fair; fatsoenlijk; fideel; gemeend; goedbedoeld; hartgrondig; innig; intens; manierlijk; menens; netjes; ongeveinsd; open; openhartig; oprecht; rechtdoorzee; rechtschapen; rondborstig; ronduit; serieus; trouwhartig; van harte; vol ernst; volmondig; waarheidlievend; waarheidslievend; welgemeend; welvoeglijk; werkelijk menend
|
vrai
|
waar; waarachtig; werkelijk
|
echt; echte; eerlijk; fideel; gewoonweg; heus; klinkklaar; menens; onvervalst; openhartig; oprecht; rechttoe; rondborstig; ronduit; trouwhartig; voorwaar; werkelijk; werkelijke
|
vraiment
|
echt; effectief; heus; metterdaad; reëel; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
|
beslist; echt; eerlijk; eigenlijk; feitelijk; fideel; geheid; gewis; heus; inderdaad; jawel; jazeker; ongetwijfeld; openhartig; oprecht; reëel; rondborstig; stellig; trouwhartig; vast; vast en zeker; voorwaar; voorzeker; waarachtig; waarlijk; wel degelijk; welzeker; werkelijk; zeker
|
véridique
|
waar; waarachtig; werkelijk
|
beslist; echt; eerlijk; feitelijk; fideel; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; openhartig; oprecht; reëel; rondborstig; stellig; trouwhartig; vast; vast en zeker; voorwaar; voorzeker; waarachtig; waarheidsgetrouw; waarlijk; welzeker; werkelijk; zeker
|
véridiquement
|
waar; waarachtig; werkelijk
|
beslist; echt; eerlijk; feitelijk; fideel; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; openhartig; oprecht; reëel; rondborstig; stellig; trouwhartig; vast; vast en zeker; voorwaar; voorzeker; waarachtig; waarlijk; weliswaar; welzeker; werkelijk; zeker
|
véritable
|
waar; waarachtig; werkelijk
|
absoluut; beslist; echt; eerlijk; fideel; gewoonweg; heus; klinkklaar; openhartig; oprecht; rechttoe; rondborstig; ronduit; stellig; trouwhartig; voorwaar; weliswaar; werkelijk; zeker
|
véritablement
|
waar; waarachtig; werkelijk
|
absoluut; beslist; echt; eerlijk; eigenlijk; feitelijk; fideel; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; openhartig; oprecht; reëel; rondborstig; ronduit; stellig; trouwhartig; vast; vast en zeker; voorwaar; voorzeker; waarachtig; waarlijk; wel degelijk; weliswaar; welzeker; werkelijk; zeker
|