Noun | Related Translations | Other Translations |
Rédemption
|
verlossing; zaligheid
|
|
béatitude
|
verlossing; zaligheid
|
bof; fortuin; geluk; geluk hebbend; gelukkigheid; gelukzaligheid; heerlijkheid; het gelukkig-zijn
|
bénédiction
|
gezegende toestand; heil; voorspoed; zaligheid; zegen; zegenen; zegening
|
felicitatie; gelukwens; gezegende toestand; heil; heildronk; heiliging; heilwens; inauguratie; inauguratierede; inhuldiging; initiatie; inwijding; inwijdingsplechtigheid; inzegening; inzegeningsplechtigheid; toost; voorspoed; wijding; wijdingsdienst; zegen; zegenen; zegening
|
délice
|
verlossing; zaligheid
|
delicatesse; lafenis; laving; lekkernij; verfrissing; verkwikking; verrukkelijkheid; versnapering; verversing
|
délices
|
verlossing; zaligheid
|
gelukzaligheid; heerlijkheid; tafelgeneugten; tafelgenot
|
délivrance
|
verlossing; zaligheid
|
afgeven; afgifte; afleveren; aflevering; bevalling; bevrijding; geboorte; ontzetting; redding; uitdeling; uitgaaf; uitgifte; uitreiking; verlossing; verstrekking; vrijmaking
|
félicité
|
gezegende toestand; heil; verlossing; voorspoed; zaligheid; zegen; zegenen; zegening
|
bof; fortuin; geluk; geluk hebbend; gelukkigheid; gelukzaligheid; gezegende toestand; heerlijkheid; heil; het gelukkig-zijn; voorspoed; welvaart; welvarendheid; welzijn; wijding; zegen; zegenen; zegening
|
libération
|
verlossing; zaligheid
|
amnestie; beschikbaarmaken; bevrijden; bevrijding; disponibel maken; invrijheidstelling; kwijtschelding; loslaten; loslating; ontzetting; redding; verlossing; vrijlating; vrijmaking
|
magnificence
|
gezegende toestand; heil; voorspoed; zaligheid; zegen; zegenen; zegening
|
gelukzaligheid; glans; grandeur; grootsheid; heerlijkheid; indrukwekkendheid; luister; luxe; overvloed; praal; pracht; pronk; weelde; weelderigheid; weidsheid
|
mise en liberté
|
verlossing; zaligheid
|
amnestie; invrijheidstelling; kwijtschelding; loslating; vrijlating
|
royaume des cieux
|
hemelrijk; rijk van God; verblijf der gelukzaligen; zaligheid
|
|
salut
|
gezegende toestand; heil; verlossing; voorspoed; zaligheid; zegen; zegenen; zegening
|
begroeting; eregroet; gezegende toestand; groet; groeten; handgebaar; heil; heilwens; lijfsbehoud; receptie; saluut; verwelkoming; voorspoed; welkomstgroet; welzijn; wijding; zegen; zegenen; zegening; zielenheil
|
sauvetage
|
verlossing; zaligheid
|
bergen van een schip; berging; bergingswerk; reddingswezen
|
secours
|
verlossing; zaligheid
|
aanknopingspunt; aanwijzing; assistentie; bijstand; geruststelling; handreiking; hulp; hulpbetoon; hulpverlening; maatschappelijk werk; medewerking; onderhoudsdienst; ondersteuning; opluchting; service; steun; verademing
|
Other | Related Translations | Other Translations |
salut
|
|
hallo; hoi
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
félicité
|
|
gefeliciteerd
|
salut
|
|
dag; hallo; hoi
|