Summary
Dutch to French: more detail...
- zweefvliegen:
-
Wiktionary:
- zweefvliegen → faire du vol à voile, planer
Dutch
Detailed Translations for zweefvliegen from Dutch to French
zweefvliegen:
-
zweefvliegen
Conjugations for zweefvliegen:
o.t.t.
- zweefvlieg
- zweefvliegt
- zweefvliegt
- zweefvliegen
- zweefvliegen
- zweefvliegen
o.v.t.
- zweefvliegde
- zweefvliegde
- zweefvliegde
- zweefvliegden
- zweefvliegden
- zweefvliegden
v.t.t.
- heb gezweefvliegd
- hebt gezweefvliegd
- heeft gezweefvliegd
- hebben gezweefvliegd
- hebben gezweefvliegd
- hebben gezweefvliegd
v.v.t.
- had gezweefvliegd
- had gezweefvliegd
- had gezweefvliegd
- hadden gezweefvliegd
- hadden gezweefvliegd
- hadden gezweefvliegd
o.t.t.t.
- zal zweefvliegen
- zult zweefvliegen
- zal zweefvliegen
- zullen zweefvliegen
- zullen zweefvliegen
- zullen zweefvliegen
o.v.t.t.
- zou zweefvliegen
- zou zweefvliegen
- zou zweefvliegen
- zouden zweefvliegen
- zouden zweefvliegen
- zouden zweefvliegen
diversen
- zweefvlieg!
- zweefvliegt!
- gezweefvliegd
- zweefvliegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
zweefvliegen
le vol à voile
Translation Matrix for zweefvliegen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
vol à voile | zweefvliegen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
faire du vol à voile | zweefvliegen |
Wiktionary Translations for zweefvliegen:
zweefvliegen
verb
-
(inergatief) vliegen en besturen van een zweefvliegtuig
- zweefvliegen → faire du vol à voile; planer