Dutch
Detailed Synonyms for bijblijven in Dutch
bijblijven:
-
bijblijven
-
bijblijven
Conjugations for bijblijven:
o.t.t.
- blijf bij
- blijft bij
- blijft bij
- blijven bij
- blijven bij
- blijven bij
o.v.t.
- bleef bij
- bleef bij
- bleef bij
- bleven bij
- bleven bij
- bleven bij
v.t.t.
- heb bijgebleven
- hebt bijgebleven
- heeft bijgebleven
- hebben bijgebleven
- hebben bijgebleven
- hebben bijgebleven
v.v.t.
- had bijgebleven
- had bijgebleven
- had bijgebleven
- hadden bijgebleven
- hadden bijgebleven
- hadden bijgebleven
o.t.t.t.
- zal bijblijven
- zult bijblijven
- zal bijblijven
- zullen bijblijven
- zullen bijblijven
- zullen bijblijven
o.v.t.t.
- zou bijblijven
- zou bijblijven
- zou bijblijven
- zouden bijblijven
- zouden bijblijven
- zouden bijblijven
diversen
- blijf bij!
- blijft bij!
- bijgebleven
- bijblijvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze