Dutch
Detailed Synonyms for confisqueren in Dutch
confisqueren:
-
confisqueren
confisqueren; in beslag nemen-
in beslag nemen verb (neem in beslag, neemt in beslag, nam in beslag, namen in beslag, in beslag genomen)
Conjugations for confisqueren:
o.t.t.
- confisqueer
- confisqueert
- confisqueert
- confisqueren
- confisqueren
- confisqueren
o.v.t.
- confisqueerde
- confisqueerde
- confisqueerde
- confisqueerden
- confisqueerden
- confisqueerden
v.t.t.
- heb geconfisqueerd
- hebt geconfisqueerd
- heeft geconfisqueerd
- hebben geconfisqueerd
- hebben geconfisqueerd
- hebben geconfisqueerd
v.v.t.
- had geconfisqueerd
- had geconfisqueerd
- had geconfisqueerd
- hadden geconfisqueerd
- hadden geconfisqueerd
- hadden geconfisqueerd
o.t.t.t.
- zal confisqueren
- zult confisqueren
- zal confisqueren
- zullen confisqueren
- zullen confisqueren
- zullen confisqueren
o.v.t.t.
- zou confisqueren
- zou confisqueren
- zou confisqueren
- zouden confisqueren
- zouden confisqueren
- zouden confisqueren
en verder
- is geconfisqueerd
- zijn geconfisqueerd
diversen
- confisqueer!
- confisqueert!
- geconfisqueerd
- confisquerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze