Dutch
Detailed Synonyms for doordouwen in Dutch
doordouwen:
-
doordouwen
Conjugations for doordouwen:
o.t.t.
- douw door
- douwt door
- douwt door
- douwen door
- douwen door
- douwen door
o.v.t.
- douwde door
- douwde door
- douwde door
- douwden door
- douwden door
- douwden door
v.t.t.
- heb doorgedouwd
- hebt doorgedouwd
- heeft doorgedouwd
- hebben doorgedouwd
- hebben doorgedouwd
- hebben doorgedouwd
v.v.t.
- had doorgedouwd
- had doorgedouwd
- had doorgedouwd
- hadden doorgedouwd
- hadden doorgedouwd
- hadden doorgedouwd
o.t.t.t.
- zal doordouwen
- zult doordouwen
- zal doordouwen
- zullen doordouwen
- zullen doordouwen
- zullen doordouwen
o.v.t.t.
- zou doordouwen
- zou doordouwen
- zou doordouwen
- zouden doordouwen
- zouden doordouwen
- zouden doordouwen
diversen
- douw door!
- douwt door!
- doorgedouwd
- doordouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze