Dutch

Detailed Synonyms for gepastheid in Dutch

gepastheid:

gepastheid [de ~ (v)] noun

  1. de gepastheid
    de gepastheid; het fatsoen; de fatsoenlijkheid; de netheid; de eerbaarheid; de kiesheid; de keurigheid

Related Words for "gepastheid":


gepastheid form of gepast:

gepast adj

  1. gepast
  2. gepast
  3. gepast

Related Words for "gepast":