Dutch
Detailed Synonyms for schooieren in Dutch
schooieren:
-
schooieren
Conjugations for schooieren:
o.t.t.
- schooier
- schooiert
- schooiert
- schooieren
- schooieren
- schooieren
o.v.t.
- schooierde
- schooierde
- schooierde
- schooierden
- schooierden
- schooierden
v.t.t.
- heb geschooierd
- hebt geschooierd
- heeft geschooierd
- hebben geschooierd
- hebben geschooierd
- hebben geschooierd
v.v.t.
- had geschooierd
- had geschooierd
- had geschooierd
- hadden geschooierd
- hadden geschooierd
- hadden geschooierd
o.t.t.t.
- zal schooieren
- zult schooieren
- zal schooieren
- zullen schooieren
- zullen schooieren
- zullen schooieren
o.v.t.t.
- zou schooieren
- zou schooieren
- zou schooieren
- zouden schooieren
- zouden schooieren
- zouden schooieren
en verder
- ben geschooierd
- bent geschooierd
- is geschooierd
- zijn geschooierd
- zijn geschooierd
- zijn geschooierd
diversen
- schooier!
- schooiert!
- geschooierd
- schooierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Related Words for "schooieren":
schooieren form of schooier:
-
de schooier