Dutch
Detailed Synonyms for stampen in Dutch
stampen:
-
stampen
-
stampen
Conjugations for stampen:
o.t.t.
- stamp
- stampt
- stampt
- stampen
- stampen
- stampen
o.v.t.
- stampte
- stampte
- stampte
- stampten
- stampten
- stampten
v.t.t.
- heb gestampt
- hebt gestampt
- heeft gestampt
- hebben gestampt
- hebben gestampt
- hebben gestampt
v.v.t.
- had gestampt
- had gestampt
- had gestampt
- hadden gestampt
- hadden gestampt
- hadden gestampt
o.t.t.t.
- zal stampen
- zult stampen
- zal stampen
- zullen stampen
- zullen stampen
- zullen stampen
o.v.t.t.
- zou stampen
- zou stampen
- zou stampen
- zouden stampen
- zouden stampen
- zouden stampen
en verder
- ben gestampt
- bent gestampt
- is gestampt
- zijn gestampt
- zijn gestampt
- zijn gestampt
diversen
- stamp!
- stampt!
- gestampt
- stampend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze