Summary
Dutch
Detailed Synonyms for tocht in Dutch
tocht:
-
de tocht
-
de tocht
-
de tocht
-
de tocht
– brede sloot 1 -
de tocht
– koude luchtstroom als twee ramen of deuren openstaan 1 -
de tocht
– wandeling of rit 1
Related Words for "tocht":
Related Definitions for "tocht":
tocht form of tochten:
-
tochten
Conjugations for tochten:
o.t.t.
- tocht
- tochtt
- tochtt
- tochten
- tochten
- tochten
o.v.t.
- tochtte
- tochtte
- tochtte
- tochtten
- tochtten
- tochtten
v.t.t.
- heb getocht
- hebt getocht
- heeft getocht
- hebben getocht
- hebben getocht
- hebben getocht
v.v.t.
- had getocht
- had getocht
- had getocht
- hadden getocht
- hadden getocht
- hadden getocht
o.t.t.t.
- zal tochten
- zult tochten
- zal tochten
- zullen tochten
- zullen tochten
- zullen tochten
o.v.t.t.
- zou tochten
- zou tochten
- zou tochten
- zouden tochten
- zouden tochten
- zouden tochten
en verder
- ben getocht
- bent getocht
- is getocht
- zijn getocht
- zijn getocht
- zijn getocht
diversen
- tocht!
- tochtt!
- getocht
- tochtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze