Summary
Dutch
Detailed Translations for kuip from Dutch to Swedish
kuip:
Translation Matrix for kuip:
Noun | Related Translations | Other Translations |
fat | bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat | bassin; bekken; theeschoteltje; waterbekken |
hink | bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat | schepemmers |
tvättbalja | kuip; tobbe; waskuip |
Related Words for "kuip":
Wiktionary Translations for kuip:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kuip | → kar | ↔ Bottich — groß Gefäß, das oben weit offen ist und Flüssigkeit fassen kann |
• kuip | → skål; stop; så; urna; kar | ↔ baquet — Petit cuvier de bois qui a les bords assez bas. |
• kuip | → kar | ↔ bassine — Sorte de bassin large et profond dont on se sert pour y faire chauffer, bouillir, fondre, etc., diverses substances. |
• kuip | → kar | ↔ cuve — Grand récipient de bois ou de maçonnerie dont on se sert ordinairement pour fouler la vendange ou pour y laisser fermenter le vin nouveau avec la grappe, pour faire de la bière et pour divers autres usages. |
kuipen:
-
kuipen (konkelen; intrigeren)
Conjugations for kuipen:
o.t.t.
- kuip
- kuipt
- kuipt
- kuipen
- kuipen
- kuipen
o.v.t.
- kuipte
- kuipte
- kuipte
- kuipten
- kuipten
- kuipten
v.t.t.
- heb gekuipt
- hebt gekuipt
- heeft gekuipt
- hebben gekuipt
- hebben gekuipt
- hebben gekuipt
v.v.t.
- had gekuipt
- had gekuipt
- had gekuipt
- hadden gekuipt
- hadden gekuipt
- hadden gekuipt
o.t.t.t.
- zal kuipen
- zult kuipen
- zal kuipen
- zullen kuipen
- zullen kuipen
- zullen kuipen
o.v.t.t.
- zou kuipen
- zou kuipen
- zou kuipen
- zouden kuipen
- zouden kuipen
- zouden kuipen
en verder
- is gekuipt
- zijn gekuipt
diversen
- kuip!
- kuipt!
- gekuipt
- kuipend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kuipen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
balja | barrels; kuipen | teiltje |
intrigera | komplotteren; samenzweren | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
intrigera | intrigeren; konkelen; kuipen | |
stämpla | intrigeren; konkelen; kuipen | afstempelen; beplakken; keurmerken; slecht voorstellen; stempel drukken op; stempel opdrukken; stempel zetten; stempelen; steun trekken; uitkering krijgen; verketteren |