Dutch
Detailed Translations for overtreden from Dutch to Swedish
overtreden:
-
overtreden (inbreuk maken)
Conjugations for overtreden:
o.t.t.
- overtreed
- overtreedt
- overtreedt
- overtreden
- overtreden
- overtreden
o.v.t.
- overtrad
- overtrad
- overtrad
- overtraden
- overtraden
- overtraden
v.t.t.
- heb overtreden
- hebt overtreden
- heeft overtreden
- hebben overtreden
- hebben overtreden
- hebben overtreden
v.v.t.
- had overtreden
- had overtreden
- had overtreden
- hadden overtreden
- hadden overtreden
- hadden overtreden
o.t.t.t.
- zal overtreden
- zult overtreden
- zal overtreden
- zullen overtreden
- zullen overtreden
- zullen overtreden
o.v.t.t.
- zou overtreden
- zou overtreden
- zou overtreden
- zouden overtreden
- zouden overtreden
- zouden overtreden
diversen
- overtreed!
- overtreedt!
- overtreden
- overtredend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for overtreden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bryta sig in | braak; inbraak; kraak | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
bryta sig in | inbreuk maken; overtreden | beroven; binnen breken; binnenbreken; binnendringen; binnenvallen; een inbraak doen; inbreken; invallen |
Wiktionary Translations for overtreden:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• overtreden | → bryta | ↔ break — transitive: to do that which is forbidden by (something) |