Dutch
Detailed Translations for uitsparen from Dutch to Swedish
uitsparen:
-
uitsparen (openlaten)
Conjugations for uitsparen:
o.t.t.
- spaar uit
- spaart uit
- spaart uit
- sparen uit
- sparen uit
- sparen uit
o.v.t.
- spaarde uit
- spaarde uit
- spaarde uit
- spaarden uit
- spaarden uit
- spaarden uit
v.t.t.
- heb uitgespaard
- hebt uitgespaard
- heeft uitgespaard
- hebben uitgespaard
- hebben uitgespaard
- hebben uitgespaard
v.v.t.
- had uitgespaard
- had uitgespaard
- had uitgespaard
- hadden uitgespaard
- hadden uitgespaard
- hadden uitgespaard
o.t.t.t.
- zal uitsparen
- zult uitsparen
- zal uitsparen
- zullen uitsparen
- zullen uitsparen
- zullen uitsparen
o.v.t.t.
- zou uitsparen
- zou uitsparen
- zou uitsparen
- zouden uitsparen
- zouden uitsparen
- zouden uitsparen
en verder
- ben uitgespaard
- bent uitgespaard
- is uitgespaard
- zijn uitgespaard
- zijn uitgespaard
- zijn uitgespaard
diversen
- spaar uit!
- spaart uit!
- uitgespaard
- uitsparend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitsparen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
lämna öppen | openlaten; uitsparen | |
slå ut | uitsparen |