Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. verwilderd:
  2. verwilderen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verwilderd from Dutch to Swedish

verwilderd:

verwilderd adj

  1. verwilderd (verwaarloosd; onverzorgd)
  2. verwilderd (bandeloos)

Translation Matrix for verwilderd:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
försummad onverzorgd; verwaarloosd; verwilderd
försummat onverzorgd; verwaarloosd; verwilderd
laglös bandeloos; verwilderd
laglöst bandeloos; verwilderd

Wiktionary Translations for verwilderd:


Cross Translation:
FromToVia
verwilderd förvildad feral — wild, untamed, especially of domesticated animals having returned to the wild

verwilderen:

verwilderen verb (verwilder, verwildert, verwilderde, verwilderden, verwilderd)

  1. verwilderen
    springa vilt
    • springa vilt verb (springer vilt, sprang vilt, sprungit vilt)

Conjugations for verwilderen:

o.t.t.
  1. verwilder
  2. verwildert
  3. verwildert
  4. verwilderen
  5. verwilderen
  6. verwilderen
o.v.t.
  1. verwilderde
  2. verwilderde
  3. verwilderde
  4. verwilderden
  5. verwilderden
  6. verwilderden
v.t.t.
  1. ben verwilderd
  2. bent verwilderd
  3. is verwilderd
  4. zijn verwilderd
  5. zijn verwilderd
  6. zijn verwilderd
v.v.t.
  1. was verwilderd
  2. was verwilderd
  3. was verwilderd
  4. waren verwilderd
  5. waren verwilderd
  6. waren verwilderd
o.t.t.t.
  1. zal verwilderen
  2. zult verwilderen
  3. zal verwilderen
  4. zullen verwilderen
  5. zullen verwilderen
  6. zullen verwilderen
o.v.t.t.
  1. zou verwilderen
  2. zou verwilderen
  3. zou verwilderen
  4. zouden verwilderen
  5. zouden verwilderen
  6. zouden verwilderen
diversen
  1. verwilder!
  2. verwildert!
  3. verwilderd
  4. verwilderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verwilderen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
springa vilt verwilderen