Dutch
Detailed Translations for uitstorten from Dutch to Swedish
uitstorten:
Conjugations for uitstorten:
o.t.t.
- stort uit
- stort uit
- stort uit
- storten uit
- storten uit
- storten uit
o.v.t.
- stortte uit
- stortte uit
- stortte uit
- stortten uit
- stortten uit
- stortten uit
v.t.t.
- heb uitgestort
- hebt uitgestort
- heeft uitgestort
- hebben uitgestort
- hebben uitgestort
- hebben uitgestort
v.v.t.
- had uitgestort
- had uitgestort
- had uitgestort
- hadden uitgestort
- hadden uitgestort
- hadden uitgestort
o.t.t.t.
- zal uitstorten
- zult uitstorten
- zal uitstorten
- zullen uitstorten
- zullen uitstorten
- zullen uitstorten
o.v.t.t.
- zou uitstorten
- zou uitstorten
- zou uitstorten
- zouden uitstorten
- zouden uitstorten
- zouden uitstorten
en verder
- ben uitgestort
- bent uitgestort
- is uitgestort
- zijn uitgestort
- zijn uitgestort
- zijn uitgestort
diversen
- stort uit!
- stort uit!
- uitgestort
- uitstortend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitstorten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
hälla | gieten; schenken; uitstorten | |
stänka | gieten; schenken; uitstorten | bespatten; bespetteren; besprenkelen; klateren; rondstrooien; sprenkelen; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien |
Wiktionary Translations for uitstorten:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitstorten | → hälla | ↔ pour — to cause to flow in a stream |