Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. aandrift:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aandrift from Dutch to Swedish

aandrift:

aandrift [de ~] noun

  1. de aandrift (drift; instinct)
    drift; begär; starkt behov
  2. de aandrift (daadkracht; momentum; esprit; )
    energi; fart; drivkraft
  3. de aandrift (aandrang; neiging; drang; impuls; drift)
  4. de aandrift (natuurdrift; instinct)

Translation Matrix for aandrift:

NounRelated TranslationsOther Translations
ansättande aandrang; aandrift; drang; drift; impuls; neiging
begär aandrift; drift; instinct ademstoot; begeerte; drift; genoegen; genot; hevig verlangen; hunkering; lust; wellust; zucht
drift aandrift; drift; instinct bestuur; drevel; geest; management; politiek; strekking; teneur
drivkraft aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust aandrijfkracht; aandrijving; drijfkracht; stuwkracht; voortstuwing
energi aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust dynamiek; electrische stroom; energie; stroom; stuwkracht; voortstuwing
fart aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust dynamiek; elan; gang; gloed; pit; rijsnelheid; schielijkheid; snelheid; spoed; stuwkracht; tempo; vaart; vlam; voortstuwing; vuur
instinkt aandrift; instinct; natuurdrift
krävande aandrang; aandrift; drang; drift; impuls; neiging
naturlig drift aandrift; instinct; natuurdrift
starkt behov aandrift; drift; instinct
tillmanande aandrang; aandrift; drang; drift; impuls; neiging

Wiktionary Translations for aandrift:


Cross Translation:
FromToVia
aandrift uppmana urge — a strong desire; an itch to do something