Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. geschil:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for geschil from Dutch to Swedish

geschil:

geschil [het ~] noun

  1. het geschil (onenigheid; twist)
    gräl; dispyt; kontrovers; skiljaktlighet
  2. het geschil (ruzie; kwestie; twist)
    strida; fajta
  3. het geschil (twistgesprek; dispuut; debat; )
    gräl; dispyt; ordstrid

Translation Matrix for geschil:

NounRelated TranslationsOther Translations
dispyt debat; dispuut; geschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling aanvechten; bestrijden; betwisten; geargumenteer; geredeneer
fajta geschil; kwestie; ruzie; twist
gräl debat; dispuut; geschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling aanvaringen; geargumenteer; geredeneer; ruzies
kontrovers geschil; onenigheid; twist controverse
ordstrid debat; dispuut; geschil; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling
skiljaktlighet geschil; onenigheid; twist
strida geschil; kwestie; ruzie; twist
VerbRelated TranslationsOther Translations
strida aanvechten; bestrijden; betwisten; knokken; matten; strijden; vechten

Related Words for "geschil":

  • geschillen

Wiktionary Translations for geschil:


Cross Translation:
FromToVia
geschil konflikt conflict — clash or disagreement
geschil friktion friction — conflict
geschil stridighet; tvist; fejd; kiv strife — violent conflict
geschil konflikt Konflikt — Gegensatz von Meinungen oder Interessen
geschil tvist différend — désuet|fr différence entre le prix demandé et le prix offert, dans une transaction commerciale.

Related Translations for geschil