Dutch
Detailed Translations for waarnemen from Dutch to Swedish
waarnemen:
-
waarnemen (bespeuren; zien; voelen; gewaarworden; bemerken; ontwaren; merken)
-
waarnemen (bemerken; opmerken; signaleren; gewaarworden; merken)
-
waarnemen (zien; observeren; bekijken; gewaarworden; gadeslaan; merken; horen; signaleren; voelen)
-
waarnemen (observeren; zien; kijken; bekijken; gadeslaan)
Conjugations for waarnemen:
o.t.t.
- neem waar
- neemt waar
- neemt waar
- nemen waar
- nemen waar
- nemen waar
o.v.t.
- nam waar
- nam waar
- nam waar
- namen waar
- namen waar
- namen waar
v.t.t.
- heb waargenomen
- hebt waargenomen
- heeft waargenomen
- hebben waargenomen
- hebben waargenomen
- hebben waargenomen
v.v.t.
- had waargenomen
- had waargenomen
- had waargenomen
- hadden waargenomen
- hadden waargenomen
- hadden waargenomen
o.t.t.t.
- zal waarnemen
- zult waarnemen
- zal waarnemen
- zullen waarnemen
- zullen waarnemen
- zullen waarnemen
o.v.t.t.
- zou waarnemen
- zou waarnemen
- zou waarnemen
- zouden waarnemen
- zouden waarnemen
- zouden waarnemen
diversen
- neem waar!
- neemt waar!
- waargenomen
- waarnemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
waarnemen (herkennen)