Dutch
Detailed Translations for zuigen from Dutch to Swedish
zuigen:
-
zuigen (lurken; sabbelen)
-
zuigen (fellatio doen; pijpen; afzuigen)
Conjugations for zuigen:
o.t.t.
- zuig
- zuigt
- zuigt
- zuigen
- zuigen
- zuigen
o.v.t.
- zoog
- zoog
- zoog
- zogen
- zogen
- zogen
v.t.t.
- heb gezogen
- hebt gezogen
- heeft gezogen
- hebben gezogen
- hebben gezogen
- hebben gezogen
v.v.t.
- had gezogen
- had gezogen
- had gezogen
- hadden gezogen
- hadden gezogen
- hadden gezogen
o.t.t.t.
- zal zuigen
- zult zuigen
- zal zuigen
- zullen zuigen
- zullen zuigen
- zullen zuigen
o.v.t.t.
- zou zuigen
- zou zuigen
- zou zuigen
- zouden zuigen
- zouden zuigen
- zouden zuigen
diversen
- zuig!
- zuigt!
- gezogen
- zuigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for zuigen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
suga | lurken; sabbelen; slurpen; zuigen | |
suga av | afzuigen; fellatio doen; pijpen; zuigen |
Related Definitions for "zuigen":
Wiktionary Translations for zuigen:
zuigen
Cross Translation:
verb
-
een verlaagde druk aanleggen met de mond of met een apparaat
- zuigen → suga
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zuigen | → suga | ↔ saugen — etwas mit Hilfe von Unterdruck an sich heran befördern |
• zuigen | → suga | ↔ saugen — etwas mit Hilfe von Unterdruck in sich hinein befördern |
• zuigen | → suga | ↔ suck — to use the mouth to pull in (liquid etc) |