Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. aanschouwen:
  2. Wiktionary:
    • aanschouwen → se


Dutch

Detailed Translations for aanschouwen from Dutch to Swedish

aanschouwen:

aanschouwen verb (aanschouw, aanschouwt, aanschouwde, aanschouwden, aanschouwen)

  1. aanschouwen (zien; opmerken; kijken; )
    se; uppmärksamma; skåda; bli medveten om; notera
    • se verb (ser, såg, sett)
    • uppmärksamma verb (uppmärksammar, uppmärksammade, uppmärksammat)
    • skåda verb
    • bli medveten om verb (blir medveten om, blev medveten om, blivit medveten om)
    • notera verb (noterar, noterade, noterat)
  2. aanschouwen (bezichtigen; bekijken; bezien)
    visitera; undersöka; inspektera
    • visitera verb (visiterar, visiterade, visiterat)
    • undersöka verb (undersöker, undersökte, undersökt)
    • inspektera verb (inspekterar, inspekterade, inspekterat)

Conjugations for aanschouwen:

o.t.t.
  1. aanschouw
  2. aanschouwt
  3. aanschouwt
  4. aanschouwen
  5. aanschouwen
  6. aanschouwen
o.v.t.
  1. aanschouwde
  2. aanschouwde
  3. aanschouwde
  4. aanschouwden
  5. aanschouwden
  6. aanschouwden
v.t.t.
  1. heb aanschouwen
  2. hebt aanschouwen
  3. heeft aanschouwen
  4. hebben aanschouwen
  5. hebben aanschouwen
  6. hebben aanschouwen
v.v.t.
  1. had aanschouwen
  2. had aanschouwen
  3. had aanschouwen
  4. hadden aanschouwen
  5. hadden aanschouwen
  6. hadden aanschouwen
o.t.t.t.
  1. zal aanschouwen
  2. zult aanschouwen
  3. zal aanschouwen
  4. zullen aanschouwen
  5. zullen aanschouwen
  6. zullen aanschouwen
o.v.t.t.
  1. zou aanschouwen
  2. zou aanschouwen
  3. zou aanschouwen
  4. zouden aanschouwen
  5. zouden aanschouwen
  6. zouden aanschouwen
diversen
  1. aanschouw!
  2. aanschouwt!
  3. aanschouwen
  4. aanschouwende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanschouwen [znw.] noun

  1. aanschouwen (in de ogen kijken; aankijken)
  2. aanschouwen (observeren; zien)

Translation Matrix for aanschouwen:

NounRelated TranslationsOther Translations
inspektera bezichtigen; bezichtiging
observation aanschouwen; observeren; zien aanschouwing; apperceptie; beschouwing; bewaking; controle; hoede; observatie; perceptie; surveillance; waarneming
titta in i ögonen aankijken; aanschouwen; in de ogen kijken
VerbRelated TranslationsOther Translations
bli medveten om aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien gewaarworden; onderscheiden; ontwaren; te zien krijgen
inspektera aanschouwen; bekijken; bezichtigen; bezien controleren; examineren; inspecteren; keuren; kijken; nagaan; nakijken; overzien; schouwen; toeschouwen
notera aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien bemerken; boeken; boekstaven; letten op; noteren; notitie nemen van; opmerken; opschrijven; optekenen; registreren; te boek stellen; vastleggen
se aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien bekijken; gadeslaan; kijken; observeren; waarnemen; zien
skåda aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien
undersöka aanschouwen; bekijken; bezichtigen; bezien beproeven; controleren; doorvorsen; examineren; fouilleren; graaien; grabbelen; iets opzoeken; in iets rondtasten; inspecteren; keuren; met sonde onderzoeken; nagaan; nakijken; naspeuren; naspeuring doen; nasporen; nazoeken; onderzoeken; overhoren; rechercheren; rommelen; schouwen; snuffelen; sonderen; speuren; testen; toetsen; uitproberen; uittesten; visiteren
uppmärksamma aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien bemerken; gewaarworden; merken; notitie nemen van; opmerken; signaleren; waarnemen
visitera aanschouwen; bekijken; bezichtigen; bezien

Wiktionary Translations for aanschouwen:


Cross Translation:
FromToVia
aanschouwen se see — perceive with the eyes