Dutch
Detailed Translations for aangeven from Dutch to Swedish
aangeven:
-
aangeven (iets aanwijzen; aanduiden; indiceren; wijzen)
-
aangeven (declareren)
-
aangeven (aanreiken; geven; overgeven; overhandigen; afgeven; toesteken)
-
aangeven (aanreiken; geven; reiken)
-
aangeven (verraden; uitbrengen; verklikken; verklappen; verlinken; aanbrengen)
Conjugations for aangeven:
o.t.t.
- geef aan
- geeft aan
- geeft aan
- geven aan
- geven aan
- geven aan
o.v.t.
- gaf aan
- gaf aan
- gaf aan
- gaven aan
- gaven aan
- gaven aan
v.t.t.
- heb aangegeven
- hebt aangegeven
- heeft aangegeven
- hebben aangegeven
- hebben aangegeven
- hebben aangegeven
v.v.t.
- had aangegeven
- had aangegeven
- had aangegeven
- hadden aangegeven
- hadden aangegeven
- hadden aangegeven
o.t.t.t.
- zal aangeven
- zult aangeven
- zal aangeven
- zullen aangeven
- zullen aangeven
- zullen aangeven
o.v.t.t.
- zou aangeven
- zou aangeven
- zou aangeven
- zouden aangeven
- zouden aangeven
- zouden aangeven
diversen
- geef aan!
- geeft aan!
- aangegeven
- aangevende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aangeven (aangifte; verklaring; declaratie; melding)
Translation Matrix for aangeven:
Synonyms for "aangeven":
Related Definitions for "aangeven":
Wiktionary Translations for aangeven:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aangeven | → uppge; ange | ↔ angeben — Mitteilung machen: hinweisen, mitteilen, behaupten |
• aangeven | → anklaga; tillkännagiva; vittna om | ↔ accuser — déférer à la justice quelqu’un comme coupable d’un délit, d’un crime. |
• aangeven | → skänka; ge; giva | ↔ donner — Faire un don ; transférer, sans rétribution, la propriété d’une chose que l’on posséder ou dont on jouir, à une autre personne. |
• aangeven | → betyga; förklara | ↔ déclarer — Faire connaître d’une façon manifeste. |
• aangeven | → uppvisa; utpeka; kora | ↔ désigner — Traduction à trier |
• aangeven | → uppvisa; utpeka | ↔ indiquer — montrer, désigner une personne ou une chose. |
• aangeven | → avleverera; leverera; lämna | ↔ livrer — Traductions à trier suivant le sens |
• aangeven | → märka; stämpla | ↔ marquer — Distinguer une chose d’une autre au moyen d’une marque. (Sens général). |