Dutch
Detailed Translations for ondergaan from Dutch to Swedish
ondergaan:
-
ondergaan (onder water gaan; zinken)
-
ondergaan (te gronde gaan; ten ondergaan)
-
ondergaan (in elkaar storten; bezwijken; te gronde gaan)
Conjugations for ondergaan:
o.t.t.
- onderga
- ondergaat
- ondergaat
- ondergaan
- ondergaan
- ondergaan
o.v.t.
- onderging
- onderging
- onderging
- ondergingen
- ondergingen
- ondergingen
v.t.t.
- heb ondergaan
- hebt ondergaan
- heeft ondergaan
- hebben ondergaan
- hebben ondergaan
- hebben ondergaan
v.v.t.
- had ondergaan
- had ondergaan
- had ondergaan
- hadden ondergaan
- hadden ondergaan
- hadden ondergaan
o.t.t.t.
- zal ondergaan
- zult ondergaan
- zal ondergaan
- zullen ondergaan
- zullen ondergaan
- zullen ondergaan
o.v.t.t.
- zou ondergaan
- zou ondergaan
- zou ondergaan
- zouden ondergaan
- zouden ondergaan
- zouden ondergaan
diversen
- onderga!
- ondergaat!
- ondergaan
- ondergaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ondergaan:
Noun | Related Translations | Other Translations |
gå under | wegzakken | |
sjunka | wegzakken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
bli ruinerad | ondergaan; te gronde gaan; ten ondergaan | |
byrta ned | bezwijken; in elkaar storten; ondergaan; te gronde gaan | |
gå totalt utför | ondergaan; te gronde gaan; ten ondergaan | |
gå under | onder water gaan; ondergaan; zinken | afglijden; aftakelen; afzakken; inzinken; omlaag gaan; vervallen; wegglijden; wegzinken |
ha ett sammanbrott | bezwijken; in elkaar storten; ondergaan; te gronde gaan | |
komma på förfall | ondergaan; te gronde gaan; ten ondergaan | |
komma under isen | ondergaan; te gronde gaan; ten ondergaan | |
sjunka | onder water gaan; ondergaan; zinken | afnemen; dalen; declineren; doen zinken; inkrimpen; krimpen; lager worden; minder worden; minderen; naar beneden gaan; naar beneden lopen; neergaan; omlaaggaan; slinken; tanen; teruggaan; verkleinen; verminderen; vervallen |
Wiktionary Translations for ondergaan:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ondergaan | → absorbera; uppta | ↔ absorb — to endure (6) |
• ondergaan | → uthärda; acceptera | ↔ accept — to endure patiently |
• ondergaan | → uthärda; tåla | ↔ bear — put up with |
• ondergaan | → uppleva | ↔ experience — to observe or undergo |
• ondergaan | → gå ned; gå ner | ↔ set — of a heavenly body: to disappear below the horizon |
• ondergaan | → genomgå | ↔ undergo — to experience |
• ondergaan | → undergå | ↔ undergo — to suffer or endure |
• ondergaan | → genomlida | ↔ erleiden — etwas körperlich oder seelisch Unangenehmes erleben; eine unangenehme Erfahrung machen |
• ondergaan | → uthärda; tåla; lida | ↔ endurer — souffrir, supporter avec fermeté, constance. |
• ondergaan | → förgås | ↔ périr — prendre fin ; cesser d’être. |