Dutch
Detailed Translations for teweegbrengen from Dutch to Swedish
teweegbrengen:
-
teweegbrengen (veroorzaken)
-
teweegbrengen (losmaken)
Conjugations for teweegbrengen:
o.t.t.
- breng teweeg
- brengt teweeg
- brengt teweeg
- brengen teweeg
- brengen teweeg
- brengen teweeg
o.v.t.
- bracht teweeg
- bracht teweeg
- bracht teweeg
- brachten teweeg
- brachten teweeg
- brachten teweeg
v.t.t.
- heb teweeggebracht
- hebt teweeggebracht
- heeft teweeggebracht
- hebben teweeggebracht
- hebben teweeggebracht
- hebben teweeggebracht
v.v.t.
- had teweeggebracht
- had teweeggebracht
- had teweeggebracht
- hadden teweeggebracht
- hadden teweeggebracht
- hadden teweeggebracht
o.t.t.t.
- zal teweegbrengen
- zult teweegbrengen
- zal teweegbrengen
- zullen teweegbrengen
- zullen teweegbrengen
- zullen teweegbrengen
o.v.t.t.
- zou teweegbrengen
- zou teweegbrengen
- zou teweegbrengen
- zouden teweegbrengen
- zouden teweegbrengen
- zouden teweegbrengen
en verder
- ben teweeggebracht
- bent teweeggebracht
- is teweeggebracht
- zijn teweeggebracht
- zijn teweeggebracht
- zijn teweeggebracht
diversen
- breng teweeg!
- brengt teweeg!
- teweeggebracht
- teweegbrengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
teweegbrengen (teweegbrenging; gevolg)
Translation Matrix for teweegbrengen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
effekt | gevolg; teweegbrengen; teweegbrenging | aanslag; effect; gevolg; impact; resultaat; uitwerking |
medförande | gevolg; teweegbrengen; teweegbrenging | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
få till stånd | losmaken; teweegbrengen | |
föranleda | losmaken; teweegbrengen | induceren; tot stand brengen; voor elkaar krijgen |
förorsaka | teweegbrengen; veroorzaken | aandoen; berokkenen; veroorzaken |
åstadkomma | losmaken; teweegbrengen | accumuleren; bewerkstelligen; realiseren; tot stand brengen; verwerkelijken; verwezenlijken; volvoeren; voor elkaar krijgen; zich ophopen; zich opstapelen |
Wiktionary Translations for teweegbrengen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• teweegbrengen | → få fram | ↔ elicit — To draw out, bring out. |
• teweegbrengen | → förorsaka; tala | ↔ causer — être cause de ; occasionner, provoquer. |
• teweegbrengen | → föranleda; förorsaka; orsaka | ↔ déterminer — fixer les limites de, délimiter précisément. |
• teweegbrengen | → föranleda; förorsaka; orsaka | ↔ procurer — faire obtenir à une personne quelque avantage par son crédit, par ses soins. |