Dutch

Detailed Translations for verband from Dutch to Swedish

verband:

verband [het ~] noun

  1. het verband (verbinding; relatie; link; )
    samband; band; länk; relation; förhållande; förbindelse
  2. het verband (onderling verband; link; relatie; )
    samband; anknytning; sammanhang; förbindelse
  3. het verband (zwachteling)
    bandage; bindel
  4. het verband (samenhang; verbinding; correlatie; band; relatie)
  5. het verband (verbandgaas)

Translation Matrix for verband:

NounRelated TranslationsOther Translations
anknytning connectie; link; onderling verband; relatie; samenhang; schakel; verband schakel; schalm
band aansluiting; band; connectie; liaison; link; relatie; samenhang; verband; verbinding band; bandjes; binding; blaaskapel; cassette; cassettebandje; draagband; draagriem; fanfare; fanfarekorps; galon; gebondenheid; geluidsband; harmonie; inktlint; kapel; kapellen; koorden; linten; lintje; magneetband; muziekgezelschappen; muziekkorps; omzoming; snoeren; strook; tres
bandage verband; zwachteling banddoek; draagband; draagverband; mitella; verbanden; verbandmateriaal; windsel; zwachtels
bindel verband; zwachteling windsel
förbindelse aansluiting; band; connectie; correlatie; liaison; link; onderling verband; relatie; samenhang; schakel; verband; verbinding aaneenkoppeling; aaneensluiting; aaneenvoeging; aansluiting; affaire; alliantie; avontuurtje; band; binding; bond; bondgenootschap; borgtocht; connectie; contact; gebondenheid; koppeling; liaison; lijnverbinding; ommegang; relatie; samenvoeging; slippertje; stuurpen; verbinding; verbond; verhouding
förhållande aansluiting; band; connectie; liaison; link; relatie; samenhang; verband; verbinding affaire; avontuurtje; liaison; relatie; slippertje; verhouding; verwantschap
länk aansluiting; band; connectie; liaison; link; relatie; samenhang; verband; verbinding OLE/DDE-koppeling; aansluitstuk; band; binding; gebondenheid; het gebonden zijn; hyperlink; koppeling; link; schakel; schakelketting; schalm
relation aansluiting; band; connectie; liaison; link; relatie; samenhang; verband; verbinding relatie; verwantschap
samband aansluiting; band; connectie; liaison; link; onderling verband; relatie; samenhang; schakel; verband; verbinding liaison; liefdesbetrekking; liefdesrelatie; relatie; verhouding; verkering; verwantschap
sammanhang connectie; link; onderling verband; relatie; samenhang; schakel; verband cohesie; context; contexten; omstandigheden; samenhangen; tekstverbanden; verbanden; zinsverband; zinsverbanden
steriliserad binda verband; verbandgaas
- betrekking; relatie

Synonyms for "verband":


Related Definitions for "verband":

  1. waar het mee te maken heeft1
    • wat is het verband tussen huwelijk en geluk?1
  2. contact tussen personen, organisaties, landen1
    • dit is in Europees verband afgesproken1
  3. reep dunnen stof1
    • de verpleegster deed een verband om de gewonde arm1

Wiktionary Translations for verband:


Cross Translation:
FromToVia
verband förband; bandage; plåster bandage — medical binding
verband murförband appareil — Architecture, maçonnerie
verband förhållande; relation; berättelse; historia; bekant relation — À trier

verbannen:

verbannen verb (verban, verbant, verbande, verbanden, verband)

  1. verbannen (uitbannen; verdrijven; bannen; )
    utdriva; förbanna; utstöta; utesluta
    • utdriva verb (utdrivar, utdrivade, utdrivat)
    • förbanna verb (förbannar, förbannade, förbannat)
    • utstöta verb (utstöter, utstötte, utstött)
    • utesluta verb (uteslutar, uteslutade, uteslutat)

Conjugations for verbannen:

o.t.t.
  1. verban
  2. verbant
  3. verbant
  4. verbannen
  5. verbannen
  6. verbannen
o.v.t.
  1. verbande
  2. verbande
  3. verbande
  4. verbanden
  5. verbanden
  6. verbanden
v.t.t.
  1. heb verband
  2. hebt verband
  3. heeft verband
  4. hebben verband
  5. hebben verband
  6. hebben verband
v.v.t.
  1. had verband
  2. had verband
  3. had verband
  4. hadden verband
  5. hadden verband
  6. hadden verband
o.t.t.t.
  1. zal verbannen
  2. zult verbannen
  3. zal verbannen
  4. zullen verbannen
  5. zullen verbannen
  6. zullen verbannen
o.v.t.t.
  1. zou verbannen
  2. zou verbannen
  3. zou verbannen
  4. zouden verbannen
  5. zouden verbannen
  6. zouden verbannen
diversen
  1. verban!
  2. verbant!
  3. verband
  4. verbannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verbannen:

NounRelated TranslationsOther Translations
förbanna ban; kerkban
VerbRelated TranslationsOther Translations
förbanna bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen ketteren; verdoemen; vervloeken; verwensen; vloeken
utdriva bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen
utesluta bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen buitensluiten; schorsen; suspenderen; uitsluiten; uitzonderen; weglaten
utstöta bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen

Wiktionary Translations for verbannen:


Cross Translation:
FromToVia
verbannen förvisa abandon — to cast out
verbannen bannlysa; förvisa expatriate — banish
verbannen bannlysa bannircondamner une personne à sortir d’un pays, à être chasser ou transporter hors d’un territoire, avec défense d’y rentrer.

Related Translations for verband