Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. aanhanger:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aanhanger from Dutch to Swedish

aanhanger:

aanhanger [de ~ (m)] noun

  1. de aanhanger (volgeling; discipel; navolger; volger)
    anhängare; lärjunge
  2. de aanhanger (aanhangwagen)
    släpvagn; släp
  3. de aanhanger (supporter; fan)
    anhängare; supporter

Translation Matrix for aanhanger:

NounRelated TranslationsOther Translations
anhängare aanhanger; discipel; fan; navolger; supporter; volgeling; volger discipelen; medestanders; partijgangers; volgelinge; volgelingen
lärjunge aanhanger; discipel; navolger; volgeling; volger leerling; scholier; volgelinge
släp aanhanger; aanhangwagen bijwagen
släpvagn aanhanger; aanhangwagen bijwagen; oplegger
supporter aanhanger; fan; supporter bondgenoot; medestander; medestrijder; partner

Wiktionary Translations for aanhanger:


Cross Translation:
FromToVia
aanhanger släpvagn trailer — vehicle towed behind another, used for carrying equipment

Related Translations for aanhanger