Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. aflevering:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aflevering from Dutch to Swedish

aflevering:

aflevering [de ~ (v)] noun

  1. de aflevering (levering; zending; uitlevering; leverantie)
    leverans; utdelning; sändning; utkörning; framkörning
  2. de aflevering (uitlevering; overdracht; afstaan)
    leverans
  3. de aflevering (editie; uitgave)
    utgåva; upplaga

Translation Matrix for aflevering:

NounRelated TranslationsOther Translations
framkörning aflevering; leverantie; levering; uitlevering; zending
leverans afgeven; afleveren; aflevering; afstaan; leverantie; levering; overdracht; uitlevering; zending afgifte; bezorging; geleverde; leverantie; leveren; levering; oplevering
sändning aflevering; leverantie; levering; uitlevering; zending inladen; toezending; verlading
upplaga aflevering; editie; uitgave druk; oplage; uitgave
utdelning aflevering; leverantie; levering; uitlevering; zending afgifte; uitdeling; uitgaaf; uitgifte; uitreiking; verstrekking
utgåva aflevering; editie; uitgave afdrukken; afgifte; drukken; uitdeling; uitgaaf; uitgifte; uitreiking; verstrekking
utkörning aflevering; leverantie; levering; uitlevering; zending

Wiktionary Translations for aflevering:


Cross Translation:
FromToVia
aflevering avsnitt; episod episode — installment of a drama told in parts
aflevering del; avsnitt installment — part of a serial
aflevering häfte Heft — einzelne Nummer einer Zeitschrift
aflevering skrivbok cahierensemble de feuilles de papier assemblées par agrafage ou couture et destinées à l’écriture.