Summary
Dutch to Swedish: more detail...
- klimop:
- opklimmen:
-
Wiktionary:
- klimop → murgröna
- klimop → murgröna, murgrönssläktet
Dutch
Detailed Translations for klimop from Dutch to Swedish
klimop:
Translation Matrix for klimop:
Noun | Related Translations | Other Translations |
murgröna | klimop |
Wiktionary Translations for klimop:
klimop
Cross Translation:
noun
-
Hedera helix, een groenblijvende houtige plant
- klimop → murgröna
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• klimop | → murgröna | ↔ ivy — plant |
• klimop | → murgrönssläktet | ↔ Efeu — Botanik: Pflanzengattung aus der Familie der Araliengewächse (Araliaceae) |
• klimop | → murgröna | ↔ Efeu — Botanik: immergrüne Kletterpflanze aus der Gattung Efeu |
• klimop | → murgröna | ↔ lierre — w|Hedera helix, plante sempervirente, qui ramper à terre ou qui grimper le long des murailles et autour des arbres. |
klimop form of opklimmen:
-
opklimmen (klimmen; opklauteren)
Conjugations for opklimmen:
o.t.t.
- klim op
- klimt op
- klimt op
- klimmen op
- klimmen op
- klimmen op
o.v.t.
- klom op
- klom op
- klom op
- klommen op
- klommen op
- klommen op
v.t.t.
- ben opgeklommen
- bent opgeklommen
- is opgeklommen
- zijn opgeklommen
- zijn opgeklommen
- zijn opgeklommen
v.v.t.
- was opgeklommen
- was opgeklommen
- was opgeklommen
- waren opgeklommen
- waren opgeklommen
- waren opgeklommen
o.t.t.t.
- zal opklimmen
- zult opklimmen
- zal opklimmen
- zullen opklimmen
- zullen opklimmen
- zullen opklimmen
o.v.t.t.
- zou opklimmen
- zou opklimmen
- zou opklimmen
- zouden opklimmen
- zouden opklimmen
- zouden opklimmen
diversen
- klim op!
- klimt op!
- opgeklommen
- opklimmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opklimmen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
kliva upp | opklimmen; stijgen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
bestiga | klimmen; opklauteren; opklimmen | beklimmen; bestijgen |
gå uppför | klimmen; opklauteren; opklimmen | beklimmen |
kliva upp | klimmen; omhoog gaan; omhoogklimmen; omhoogstappen; omhoogstijgen; stijgen | |
klättra upp | klimmen; opklauteren; opklimmen | klimmen; naar boven klimmen; omhoog gaan; omhoogklimmen; omhoogstijgen; stijgen |
stiga uppför | klimmen; opklauteren; opklimmen |