Summary
Dutch
Swedish
Detailed Translations for slavin from Swedish to Dutch
slavin: (*Using Word and Sentence Splitter)
- slå: slaan; bonken; rammen; hameren; een klap geven; succes; hit; topper; kraker; klapper; treffer; schlager; succesnummer; successtuk; kasstuk; frapperen; timmeren; meppen; hengsten; hard slaan; grijpen; kwetsen; maaien; toeslaan; krenken; dichtslaan; fijnwrijven; dichtwerpen; een opdonder verkopen
- vin: wijn
- söla: treuzelen; dralen; talmen; drentelen; teuten