Dutch

Detailed Translations for afspraak from Dutch to Swedish

afspraak:

afspraak [de ~] noun

  1. de afspraak (afgesproken ontmoeting; liaison)
  2. de afspraak (regeling; akkoord; overeenkomst; schikking)
  3. de afspraak

Translation Matrix for afspraak:

NounRelated TranslationsOther Translations
avtalat möte afgesproken ontmoeting; afspraak; liaison
date afgesproken ontmoeting; afspraak; liaison
träff afgesproken ontmoeting; afspraak; liaison bijeenkomst; bijeenroeping; hit; manifestatie; raakschot; samenkomst; schot in de roos; treffer; vergadering; zitting
överenskommelse afspraak; akkoord; overeenkomst; regeling; schikking akkoord; band; bedankbrief; binding; bond; bondgenootschap; compromis; contract; dankbetuiging; dankzegging; federatie; liga; overeenkomst; pact; unie; verbond; verdrag; vergelijk; verstandhouding
- overeenkomst
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
avtalad tid afspraak

Related Words for "afspraak":

  • afspraakje, afspraakjes

Synonyms for "afspraak":


Related Definitions for "afspraak":

  1. wat je (elkaar) belooft1
    • mijn afspraak met de tandarts is om twee uur1

Wiktionary Translations for afspraak:


Cross Translation:
FromToVia
afspraak avtal; samtycke; överenskommelse agreement — an understanding to follow a course of conduct
afspraak träff date — pre-arranged social meeting
afspraak biläggning accommodementaccord que l’on faire d’un différend, d’une querelle.
afspraak förbund; paktum pacteconvention accompagner d’actes publics qui lui donnent un caractère d’une importance primordiale.
afspraak sammanträffande; sammanstötning; konjunktion; strid; duell; tillfällighet; fynd rencontreTraductions à trier suivant le sens.

Related Translations for afspraak