Dutch
Detailed Translations for grijns from Dutch to Swedish
grijns:
-
de grijns (sneer; grijnslach)
grimassera-
grimassera noun
-
-
de grijns (grimas; grijnslach)
Translation Matrix for grijns:
Noun | Related Translations | Other Translations |
grimas | grijns; grijnslach; grimas | |
grimassera | grijns; grijnslach; sneer |
Related Words for "grijns":
grijnzen:
-
grijnzen (grimassen; grijnzend lachen)
-
grijnzen (glimlachen)
-
grijnzen (vals grijnzen; sneren)
Conjugations for grijnzen:
o.t.t.
- grijns
- grijnst
- grijnst
- grijnzen
- grijnzen
- grijnzen
o.v.t.
- grijnsde
- grijnsde
- grijnsde
- grijnsden
- grijnsden
- grijnsden
v.t.t.
- heb gegrijnsd
- hebt gegrijnsd
- heeft gegrijnsd
- hebben gegrijnsd
- hebben gegrijnsd
- hebben gegrijnsd
v.v.t.
- had gegrijnsd
- had gegrijnsd
- had gegrijnsd
- hadden gegrijnsd
- hadden gegrijnsd
- hadden gegrijnsd
o.t.t.t.
- zal grijnzen
- zult grijnzen
- zal grijnzen
- zullen grijnzen
- zullen grijnzen
- zullen grijnzen
o.v.t.t.
- zou grijnzen
- zou grijnzen
- zou grijnzen
- zouden grijnzen
- zouden grijnzen
- zouden grijnzen
diversen
- grijns!
- grijnst!
- gegrijnsd
- grijnzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for grijnzen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
flina | grijnzen; sneren; vals grijnzen | grinniken; proesten |
grimasera | grijnzen; grijnzend lachen; grimassen | bekkentrekken; grimassen maken |
grina | grijnzen; grijnzend lachen; grimassen | grienen; huilen; janken; snikken; snotteren; tranen; tranen afscheiden |
le | glimlachen; grijnzen |