Dutch
Detailed Translations for vleien from Dutch to Swedish
vleien:
Conjugations for vleien:
o.t.t.
- vlei
- vleit
- vleit
- vleien
- vleien
- vleien
o.v.t.
- vleide
- vleide
- vleide
- vleiden
- vleiden
- vleiden
v.t.t.
- heb gevleid
- hebt gevleid
- heeft gevleid
- hebben gevleid
- hebben gevleid
- hebben gevleid
v.v.t.
- had gevleid
- had gevleid
- had gevleid
- hadden gevleid
- hadden gevleid
- hadden gevleid
o.t.t.t.
- zal vleien
- zult vleien
- zal vleien
- zullen vleien
- zullen vleien
- zullen vleien
o.v.t.t.
- zou vleien
- zou vleien
- zou vleien
- zouden vleien
- zouden vleien
- zouden vleien
diversen
- vlei!
- vleit!
- gevleid
- vleiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vleien:
Noun | Related Translations | Other Translations |
smekning | aai; aaiing; aanhalen; gestreel; liefkozing; streling; vleien | aanhalen; aanhaling; knuffel; liefkozing; streling |
Verb | Related Translations | Other Translations |
fjäska för någon | flatteren; flikflooien; kruipen; stroop om de mond smeren; vleien; vlemen | |
smörja för någon | flatteren; flikflooien; kruipen; stroop om de mond smeren; vleien; vlemen |