Dutch
Detailed Translations for poot from Dutch to Swedish
poot:
Translation Matrix for poot:
Noun | Related Translations | Other Translations |
ben | poot; voet | been; benen; bot; botten; gebeente; knekels; ledemaat; skelet |
bög | flikker; homo; mietje; nicht; poot | homo; homofiel; homoseksueel |
fikus | flikker; homo; mietje; nicht; poot | |
hand | hand; jat; klauw; knuist; poot | hand; handje |
homofil | flikker; homo; mietje; nicht; poot | |
homosexuell | flikker; homo; mietje; nicht; poot | homo; homofiel; homoseksueel |
kaross | onderstel; poot; staander; voet | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
ben | benen | |
homosexuell | homo; homofiel; homoseksueel; homosexueel |
Related Words for "poot":
Related Definitions for "poot":
Wiktionary Translations for poot:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• poot | → subba; slyna | ↔ bitch — disagreeable, aggressive person, usually female |
• poot | → tass; klöv; hov; fot | ↔ foot — part of animal’s body (jump) |
• poot | → fot; ben | ↔ foot — projection on equipment (jump) |
• poot | → tass | ↔ paw — soft foot of an animal |
• poot | → tass | ↔ Pfote — (mit Ausnahme der Huftiere – vom Rind, Schaf, Schwein abgesehen, deren Extremitäten gelegentlich »Pfoten« anstatt »Klauen« genannt werden – und Primaten) bei landlebigen Säugetieren (zumeist Raubtieren) in Zehen gespaltenes Ende der Extremitäten |
• poot | → tass | ↔ Pfote — salopp: menschliche Hand |
• poot | → fot; tass | ↔ patte — anatomie|fr membre d’un animal quadrupède, d’un oiseau (à l’exception des oiseaux de proie), de certains animaux aquatiques, comme l’écrevisse, le homard, etc., et des insectes, comme l’araignée, la mouche, etc. |
• poot | → fot | ↔ pied — anatomie|fr partie du corps humain située à l’extrémité des jambes. |
poten:
-
poten (aardappelen poten)
-
poten (in de grond zetten; planten)
Conjugations for poten:
o.t.t.
- poot
- poot
- poot
- poten
- poten
- poten
o.v.t.
- pootte
- pootte
- pootte
- pootten
- pootten
- pootten
v.t.t.
- heb gepoot
- hebt gepoot
- heeft gepoot
- hebben gepoot
- hebben gepoot
- hebben gepoot
v.v.t.
- had gepoot
- had gepoot
- had gepoot
- hadden gepoot
- hadden gepoot
- hadden gepoot
o.t.t.t.
- zal poten
- zult poten
- zal poten
- zullen poten
- zullen poten
- zullen poten
o.v.t.t.
- zou poten
- zou poten
- zou poten
- zouden poten
- zouden poten
- zouden poten
en verder
- is gepoot
- zijn gepoot
diversen
- poot!
- poott!
- gepoot
- potend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het poten (beplanting; planten; aanplant)
Translation Matrix for poten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
vegetation | aanplant; beplanting; planten; poten | gewas; planten; vegetatie |
växtlighet | aanplant; beplanting; planten; poten | |
växtliv | aanplant; beplanting; planten; poten | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
inplantera | in de grond zetten; planten; poten | implanteren; inplanten; stekken |
odla | aardappelen poten; poten | aankweken; aanplanten; beschaven; civiliseren; cultiveren; fokken; genereren; groeien; groot worden; kweken; ontginnen; ontwikkelen; opgroeien; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voor landbouw klaar maken; voortbrengen |
planta | aardappelen poten; poten | |
plantera | aardappelen poten; in de grond zetten; planten; poten | beplanten |