Dutch
Detailed Translations for gedijen from Dutch to Swedish
gedijen:
-
gedijen (tieren; wassen)
-
gedijen (toenemen; groeien; stijgen; vermeerderen; groter worden; aanwinnen; aangroeien; aanzwellen; opzetten; aanwassen; de hoogte ingaan; omhooggaan)
Conjugations for gedijen:
o.t.t.
- gedij
- gedijt
- gedijt
- gedijen
- gedijen
- gedijen
o.v.t.
- gedijde
- gedijde
- gedijde
- gedijden
- gedijden
- gedijden
v.t.t.
- heb gedijd
- hebt gedijd
- heeft gedijd
- hebben gedijd
- hebben gedijd
- hebben gedijd
v.v.t.
- had gedijd
- had gedijd
- had gedijd
- hadden gedijd
- hadden gedijd
- hadden gedijd
o.t.t.t.
- zal gedijen
- zult gedijen
- zal gedijen
- zullen gedijen
- zullen gedijen
- zullen gedijen
o.v.t.t.
- zou gedijen
- zou gedijen
- zou gedijen
- zouden gedijen
- zouden gedijen
- zouden gedijen
en verder
- is gedijd
- zijn gedijd
diversen
- gedij!
- gedijt!
- gedijd
- gedijend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for gedijen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
florera | gedijen; tieren; wassen | ontplooien; opbloeien; opfleuren; tot bloei komen; tot volle wasdom komen |
ha framgång | gedijen; tieren; wassen | |
tillta | aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen | aangroeien; volgroeien; volwassen worden; zich vermeerderen |
trivas | gedijen; tieren; wassen | |
öka | aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen | aangroeien; bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; escaleren; gaan staan; omdoen; omhoogkomen; opstaan; toevoegen; uit de hand lopen; verheffen; volgroeien; volwassen worden; zich vermeerderen |